ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2429 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3879/12.13
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2429 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-02-2012 |
Datum publicatie: | 08-02-2012 |
Zaaknummer(s): | R. 3879/12.13 |
Onderwerp: | Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De advocaat heeft een ruime mate van vrijheid ten aanzien van de belangenbehartiging van zijn client. In dat kader is hetgeen de advocaat in deze kwestie in zijn pleitnota heeft verwoord binnen de grenzen van het toelaatbare, nu dit het vermoeden van zijn client betrof en de uitlatingen een zakelijk doel dienden. Klacht is kennelijk ongegrond. |
De (plaatsvervangend) voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam d.d. 6 januari 2012 met kenmerk R 11/12/35, door de Raad ontvangen op 9 januari 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Klager h.o.d.n. X. heeft vier partijen in rechte betrokken, waaronder de heer D., wegens onrechtmatige handel en verkoop van een film. De gedaagde partijen zouden onrechtmatige kopieën van deze film in hun videotheken verhandelen. Er zou sprake zijn van auteursinbreuk.
1.2 Verweerder heeft een van de drie wederpartijen van klager bijgestaan, de heer D., tijdens een kort geding bij de Voorzieningenrechter in Rotterdam en staat de heer D. thans bij in de bodemprocedure bij de Rechtbank Den Haag.
1.3 Bij vonnis van 9 december 2009 van de Rechtbank Rotterdam is klager veroordeeld in de kosten voor een bedrag van € 6.250,00.
1.4 Verweerder heeft namens zijn cliënt het vonnis aan klager laten betekenen. Klager heeft aangegeven dit bedrag niet te kunnen betalen.
1.5 Verweerder heeft bij de Rechtbank Den Haag in de bodemprocedure een incidentele conclusie genomen om zekerheid te laten stellen voor het geval klager de bodemprocedure verliest.
1.6 In voornoemde incidentele conclusie van 2 november 2011 heeft verweerder, voor zover in deze relevant, gesteld:
“De heer D.’s (red.) videotheek in Rotterdam is in de nieuwjaarsnacht 2011 uitgebrand. Uit de bewakingsbeelden blijkt duidelijk dat sprake is van brandstichting. De politie heeft de zaak in onderzoek. Er bestaat het vermoeden dat klager (red.) indirect bij deze brand betrokken is geweest. Hij laat een videotheek aan de overkant exploiteren.”
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij namens zijn cliënt een grievende stelling heeft ingenomen in de incidentele conclusie tot zekerstelling.
3 BEOORDELING
3.1 Bij de beoordeling van deze klacht stelt de voorzitter voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij.
3.2 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat de brandstichting in de videotheek van zijn cliënt vast staat en dat hij hetgeen hij in de betreffende conclusie namens zijn cliënt naar voren heeft gebracht functioneel is. Hetgeen verweerder stelt, is niet zijn eigen mening, maar de mening dan wel het vermoeden van zijn cliënt. Gelet op het vorenstaande en de overige stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder de grenzen heeft overschreden, waarbij de gedane uitlatingen klachtwaardig worden nu deze uitlatingen namens de cliënt van verweerder zijn gedaan en een zakelijk doel dienden.
3.3 Gelet op het vorenstaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 1 februari 2012.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 februari 2012 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.