ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2401 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3864/11.267

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2401
Datum uitspraak: 11-01-2012
Datum publicatie: 12-02-2012
Zaaknummer(s): R. 3864/11.267
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet kan worden vastgesteld dat de advocaat de opdracht van klager heeft aanvaard.  Het feit dat de advocaat een afspraak met klagers meerderjarige dochter niet heeft laten doorgaan, maar die heeft afgezegd, is onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij was het niet aan klager maar aan zijn (meerderjarige) dochter om te bepalen of zij door de advocaat wenste te worden bijgestaan. Niet kan worden vastgesteld dat de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Het verwijt dat de advocaat vier weken verloren heeft laten gaan, is niet nader door klager onderbouwd. Bovendien wordt de dochter van klager sinds februari 2011 bijgestaan door mr. H., zodat zij in de betreffende periode voorzien was van rechtsbijstand.   De klacht is als kennelijk ongegrond afgewezen.    

Verloop van de procedure

1 Bij brieven van 3 mei en 24 juni 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de wet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 16 december 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij ondanks zijn toezegging daartoe klagers (meerderjarige) dochter niet heeft bezocht. Voorts verwijt klager verweerder dat hij steeds nieuwe voorwaarden heeft gesteld aan de bijstand van de dochter van klager, waardoor vier weken verloren zijn gegaan. Door toedoen van klager bleef het lijden van klagers dochter voortduren.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- De meerderjarige dochter van klager is opgenomen geweest in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ).

- Sedert februari 2011 wordt de dochter van klager bijgestaan door mr. H.

- In maart 2011 heeft klager verweerder benaderd met het verzoek zijn dochter bij te staan.

- Verweerder heeft bij e-mail bericht van 30 maart 2011 klager geïnformeerd dat hij eerst dient te beschikken over stukken aangaande de situatie van klagers dochter voordat hij kan besluiten of er juridische mogelijkheden zijn die tot het gewenste resultaat kunnen leiden. Uit datzelfde e-mail bericht blijkt dat verweerder pas een opdracht aanvaardt na een schriftelijke opdracht en na betaling van een voorschot.

- Bij e-mail bericht van 6 april 2011 heeft verweerder klager laten weten dat zijn dochter zich zelf met hem in verbinding moet stellen met het verzoek haar belangen verder te behartigen.

- Bij e-mail bericht van 18 april 2011 heeft verweerder klager bericht dat hij heeft besloten de zaak van klagers dochter niet in behandeling te nemen. Verweerder heeft voorts aangegeven dat hij zulks aan klagers dochter zal laten weten.

Beoordeling van de klacht

4.1 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder de gestelde opdracht van klager heeft aanvaard. Gesteld noch gebleken is dat de door verweerder voor het aanvaarden van een opdracht als voorwaarde gestelde schriftelijke opdracht en voorschotbetaling beide tot stand zijn gekomen. Dat verweerder een afspraak met klagers meerderjarige dochter niet heeft laten doorgaan, maar die heeft afgezegd, is onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het was daarbij overigens niet aan klager maar aan zijn (meerderjarige) dochter om te bepalen of zij door verweerder wenste te worden bijgestaan. Op basis van vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.

4.2 Het verwijt dat verweerder vier weken verloren heeft laten gaan, is niet nader door klager onderbouwd. Bovendien wordt de dochter van klager sedert februari 2011 bijgestaan door mr. H., zodat zij in de betreffende periode voorzien was van rechtsbijstand.

4.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door Jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 11 januari 2012.

Voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.