ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2399 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3866/11.269
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2012:YA2399 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-01-2012 |
Datum publicatie: | 12-02-2012 |
Zaaknummer(s): | R. 3866/11.269 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Feitelijk beschuldigt klager de advocaat van valsheid in geschrifte. Van een klager mag verwacht worden van een dergelijke stelling deugdelijk bewijs bij te brengen. Dat ontbreekt. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat de advocaat jegens klager tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dit klachtenonderdeel wordt als kennelijk ongegrond afgewezen. Niet kan worden vastgesteld dat klager ter zake - door hem gestelde grievende uitlatingen jegens een andere advocaat - rechtstreeks in zijn belang is getroffen, zodat dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk is. |
Verloop van de procedure
1 Bij brief van 8 februari 2011 heeft de gemachtigde van klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de wet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 16 december 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.
Inhoud van de klacht
2 Klager verwijt verweerder dat hij:
a. een niet afgesproken betaling ter zake honorarium vordert ad € 4.500,00 inclusief BTW voor door verweerder in 2006 aan klager verleende rechtsbijstand; bovendien zou verweerder zijn brief aan klager van 2 oktober 2006, waaruit de honorariumafspraak blijkt, achteraf hebben opgemaakt en ondertekend en destijds niet hebben verzonden;
b. zich onnodig grievend heeft uitgelaten jegens een andere confrère. Verweerder heeft in een brief van 22 maart 2007 aan mr. H., advocaat te ’s-Gravenhage, voor zover in deze relevant, geschreven:
“Indien u wat harder, zorgvuldiger aan de zaak had gewerkt en meer inzet had getoond had u kunnen inzien dat cliënt eigenlijk per d.d. 01-03-2001 dan wel kortere tijd later de verblijfsvergunning had dienen te krijgen nu het verblijfsdoel humanitaire aard per d.d. 01-04-2001 was afgeschaft. U bent in uw taak als advocaat ernstig tekort geschoten, waardoor cliënt aanzienlijk financiële schade heeft opgelopen…”
c. Het klachtonderdeel inhoudende dat verweerder in het kader van een procedure niet tijdig stukken heeft overgelegd is ter gelegenheid van het bemiddelingsgesprek bij de deken op 3 oktober 2011 ingetrokken.
De feiten
3 Uit de stukken blijkt het volgende:
- Verweerder heeft ten behoeve van klager een procedure gevoerd tegen de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) tot het verkrijgen van een verblijfsvergunning.
- Aan klager is bij beschikking van de IND van 7 maart 2007, waarin werd beslist op een door verweerder namens klager ingediend bezwaarschrift d.d. 2 oktober 2006, met terugwerkende kracht een verblijfsvergunning verleend per 27 oktober 2001.
- Bij uitspraak d.d. 26 maart 2007 van de Rechtbank ’s-Gravenhage sector bestuursrecht nevenzittingsplaats Middelburg, is een door verweerder namens klager ingesteld beroep niet-ontvankelijk verklaard.
- Op 12 oktober 2010 heeft verweerders praktijkvennootschap klager gedagvaard in verband met een onbetaalde declaratie ad € 4.500,00 ter zake door verweerder voor klager verrichte werkzaamheden in 2006/2007 in een geschil met de IND.
- Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft verweerder zijn vordering jegens klager ingetrokken.
Beoordeling van de klacht
Ten aanzien van klachtonderdeel a
4.1 Op basis van de stukken, waaronder een brief van 2 oktober 2006 van verweerder aan klager, waaruit blijkt dat verweerder met klager afspraken heeft gemaakt over zijn honorarium voor zijn werkzaamheden voor klager in de IND kwestie en verweerder kenbaar heeft gemaakt niet op toevoegingbasis te zullen optreden, kan niet worden vastgesteld dat er tussen verweerder en klager geen afspraken zijn gemaakt ter zake betaling van het honorarium voor de bijstand door verweerder aan klager in de procedure tegen de IND in 2006. Klager heeft gesteld, maar niet aannemelijk gemaakt dat hij de betreffende brief niet van verweerder zou hebben ontvangen. Daarbij komt dat verweerder op 4 juli 2007 en 3 september 2009 ter zake een aanmaning aan klager heeft doen toekomen. Klager heeft hiertegen nimmer geprotesteerd totdat verweerder – zij het op naam van zijn praktijkvennootschap - daadwerkelijk tot incasso van zijn vordering is overgegaan in 2010.
4.2 Feitelijk beschuldigt klager verweerder van valsheid in geschrifte. Van een klager mag verwacht worden van een dergelijke stelling deugdelijk bewijs bij te brengen. Dat ontbreekt. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat verweerder jegens klager tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
4.3 De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Niet kan worden vastgesteld dat klager ter zake dit klachtonderdeel rechtstreeks in zijn belang is getroffen, zodat dit klachtonderdeel kennelijk niet-ontvankelijk is.
4.5 Gelet op het voorgaande dient klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.
Beslissende
Wijst klachtonderdeel a als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b als kennelijk niet-ontvankelijk af.
Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 11 januari 2012.
Voorzitter
Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.
De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort