ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2125 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3823/11.225

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2125
Datum uitspraak: 17-11-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 3823/11.225
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De tuchtrechter heeft niet de bevoegdheid te oordelen over de wederzijdse standpunten en stellingen in het civiele geschil. Dit is aan de civiele rechter. Indien klager meent dat verweerder ten onrechte beslag heeft doen leggen op vermogensbestanddelen van klager staat voor hem het rechtsmiddel van een kort geding tot opheffing van deze beslagen open. Voor een tuchtrechtelijke beoordeling van deze handelingen van de advocaat is geen plaats. Op basis van de stukken kan overigens niet worden vastgesteld dat de advocaat in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Op basis van de overgelegde correspondentie tussen de advocaat en de makelaar kan niet worden vastgesteld dat de advocaat de makelaar onder onbehoorlijke druk zou hebben gezet. 

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 8 maart 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 20 oktober 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. zich schuldig heeft gemaakt aan schending van gedragsregel 1 en 19 door ten onrechte vier maal door middel van het doen leggen van conservatoir beslag gelden aan klager en zijn echtgenote te onthouden;

b. in strijd met gedragsregel 16 lid 1 een getuige, te weten makelaar S., te benaderen en onder druk te zetten;

c. in strijd met gedragsregel 1 en hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt in kort geding vorderingen met een ongeoorloofde oorzaak in te stellen.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Verweerster behartigt de belangen van de wederpartij van klager in een geschil over de al dan niet totstandkoming van een koopovereenkomst van een kantoorpand van klager.

- Bij faxbrief van 11 november 2010 heeft verweerder makelaar S., voor zover in deze relevant, het volgende geschreven:

“Het zal u bekend zijn dat mijn cliënt (red.) een gerechtelijke procedure heeft aangespannen tegen klager (red.). De vordering van mijn cliënt (red.) is, bij gebreke van verweer van de zijde van klager (red.) (hij is niet verschenen) toegewezen.

Momenteel loopt er een verzetprocedure. In deze procedure heeft klager (red.) een brief van uw hand. Kopie van die brief voeg ik hierbij. Omdat er zich in deze zaak wonderlijke ontwikkelingen voordoen is voorzichtigheid geboden – uw brief dient als bewijsmateriaal in de procedure en kan daarom van groot belang zijn. Vriendelijk verzoek ik u daarom om mij te bevestigen dat de bijgevoegde brief inderdaad van uw hand is.

Mag ik uiterlijk dinsdag 17 november as. Van u vernemen?”

- Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënt conservatoir beslag laten leggen op het kantoorpand van klager.

- Bij verzetvonnis van 2 februari 2011 van de Rechtbank ’s-Gravenhage heeft de Rechtbank klager veroordeeld tot medewerking aan het passeren van de leveringsakte, bij gebreke waarvan het vonnis in de plaats treedt van de leveringsakte.

- Het verzetvonnis is op 4 februari 2011 aan klager betekend.

- Op 25 februari 2011 is het vonnis ingeschreven in het Kadaster en is de eigendom van het pand overgegaan op de cliënt van verweerder.

- Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënt conservatoir derdenbeslag gelegd onder de notaris, meer in het bijzonder onder de koopsom van het kantoorpand van klager.

- Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënt klager gesommeerd het pand te verlaten en de schade van zijn cliënt te vergoeden.

Beoordeling van de klacht

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en c

4.1 De plaatsvervangend voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen a en c gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

4.2 Bij de beoordeling van deze klachtonderdelen dient tevens in ogenschouw te worden genomen dat de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft te oordelen over de wederzijdse standpunten en stellingen in het civiele geschil. Dit is aan de civiele rechter. Indien klager meent dat verweerder ten onrechte beslag heeft doen leggen op vermogensbestanddelen van klager staat voor hem het rechtsmiddel van een kort geding tot opheffing van deze beslagen open. Indien klager meent dat verweerder in kort geding vorderingen met een ongeoorloofde oorzaak instelt, dient hij zich hiertegen in rechte te verweren. Voor een tuchtrechtelijke beoordeling van deze handelingen van verweerder is geen plaats. Op basis van de stukken kan overigens niet worden vastgesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.3 Op basis van de overgelegde correspondentie tussen verweerder en de makelaar kan niet worden vastgesteld dat verweerder de makelaar onder onbehoorlijke druk zou hebben gezet. Een termijn van zes dagen stellen om een eenvoudige vraag te beantwoorden, is niet onbehoorlijk.

4.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 17 november 2011.

Plv. Voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.