ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2120 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3616/11.18

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2120
Datum uitspraak: 29-08-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 3616/11.18
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: De advocaat heeft verzuimd om in een huurkwestie voor klager het verstek te zuiveren en verweer te voeren. Verweerder heeft onvoldoende gedaan om de ontruiming van klager tegen te gaan. Bovendien heeft verweerder klager onvoldoende op de hoogte gehouden van de door hem ondernomen en te nemen vervolgstappen, dit geldt ook in de bestuursrechtelijke zaken die voor klager behandeld zijn door verweerder. Ook bij de overdracht van zaken heeft verweerder er niet voor gezorgd dat klager en/of zijn gemachtigde op de hoogte was van een reeds geplande hoorzitting en de inhoud van het dossier.   De klacht wordt gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel van een schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van twee weken (voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.   Tevens spreekt de Raad uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die een behoorlijk advocaat betaamt

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Tijdens het dekenspreekuur van 6 september 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam.

Het dossier is op 17 januari 2011 bij de Raad binnengekomen.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 27 juni 2011 waarbij klager samen met zijn gemachtigde mr. D., advocaat te Vlaardingen, en verweerder samen met zijn gemachtigde, mr. V., advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in diverse bestuursrechtelijke procedures tegen de gemeente Schiedam, alsmede in een huurkwestie.

Bestuursrechtelijke procedures

2.2 De gemeente Schiedam heeft de eerder aan klager verstrekte bijstandsuitkering met ingang van 19 januari 2010 opgeschort. Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Nadien heeft klager verweerder gevraagd hem in die zaak rechtsbijstand te verlenen. Verweerder heeft vervolgens bij de gemeente Schiedam een nieuw verzoek ingediend om klager een bijstandsuitkering te verstrekken.

2.3 Op 16 maart 2010 heeft de hoorzitting in de bezwaarschriftprocedure plaats gevonden. Verweerder heeft klager bijgestaan.

2.4 Op 6 april 2010 heeft de Bezwaarschriftencommissie van de gemeente Schiedam geadviseerd om het bezwaar van klager gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en de uitkering van klager per 19 januari 2010 voort te zetten.

2.5 Bij beslissing van 1 juni 2010 heeft de gemeente Schiedam het bezwaar van klager gehonoreerd. Aan klager is met terugwerkende kracht vanaf 19 januari 2010 een bijstandsuitkering toegekend.

2.6 Bij beslissing van 31 mei 2010 heeft de gemeente Schiedam de door verweerder ingediende hernieuwde aanvraag om een bijstandsuitkering afgewezen omdat klager bij beslissing van 1 juni 2010 klager met ingang van 19 januari 2010, en daarmee over dezelfde periode, een uitkering is toegekend.

2.7 Verweerder heeft op 9 juli 2010 een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van de gemeente Schiedam van 31 mei 2010.

2.8 De gemeente Schiedam heeft bij beslissing van 22 september 2010 het ingestelde bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

2.9 Verweerder heeft naar aanleiding van de beslissing van 31 mei 2010 een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ingediend.

2.10 Op 18 oktober 2010 heeft mr. D., een advocaat uit Vlaardingen, de door verweerder behandelde zaken overgenomen.

2.11 Op 21 oktober 2010 heeft de behandeling van het verzoek voorlopige voorzieningen bij de Rechtbank Rotterdam plaatsgevonden. Mr. D. heeft klager vergezeld bij deze behandeling. Het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen is ter zitting ingetrokken.

Huurkwestie

2.12 Op 12 en 24 maart 2010 is aan klager een exploot van dagvaarding uitgebracht, waarin de verhuurder ontruiming vordert van de door klager gehuurde woning in verband met een huurachterstand. Er is gedagvaard tegen de zitting van 7 april 2010.

2.13 Op 23 april 2010 heeft de Rechtbank Rotterdam een verstekvonnis gewezen en de gevorderde ontruiming toegewezen.

2.14 Op 10 mei 2010 is het verstekvonnis aan klager betekend. Hem is aangezegd dat behoudens betaling van de achterstallige huurpenningen en kosten, de ontruiming op 3 juni 2010 zal plaatsvinden.

2.15 Bij brief van 18 mei 2010 heeft verweerder de door de verhuurder ingeschakelde deurwaarder geïnformeerd dat hij hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 23 april 2010 en heeft hij verzocht om het vonnis, in verband met het ingestelde hoger beroep, niet te executeren.

2.16 Bij brief van 2 juni 2010 heeft verweerder de door de verhuurder ingeschakelde deurwaarder meegedeeld dat hij een verzetdagvaarding heeft laten uitbrengen en verzocht om opschorting van de ontruiming.

2.17 Op 3 juni 2010 is de verzetdagvaarding aan de verhuurder betekend.

2.18 Op 3 juni 2010 is de woning van klager ontruimd.

2.19 Bij brief van 11 juni 2010 heeft verweerder de Rechtbank Rotterdam verzocht om het vonnis van 23 april 2010 te vernietigen en klager alsnog in de gelegenheid te stellen verweer te voeren.

2.20 Bij brief van 7 september 2010 heeft verweerder de Rechtbank Rotterdam aangeschreven en zijn ongenoegen geuit over het uitblijven van een reactie van de rechtbank.

2.21 Bij brief van 9 september 2010 heeft de Rechtbank Rotterdam de brief van 7 september 2010 aan verweerder geretourneerd met de mededeling dat de kantonrechter al vonnis heeft gewezen.

2.22 In de verzetprocedure heeft de Rechtbank Rotterdam bij rolbeslissing van 17 september 2010 een comparitie van partijen bepaald op 16 november 2010.

2.23 Op 16 november 2010 heeft de comparitie plaatsgevonden, waarbij noch klager, noch verweerder, noch de opvolgend advocaat mr. D. zijn verschenen. Volgens het proces-verbaal van deze comparitie is, in verband met verweerders afwezigheid, van de zijde van de rechtbank  telefonisch contact opgenomen met verweerder. Deze heeft meegedeeld de comparitie niet geagendeerd te hebben.

2.24 Bij brief van 18 januari 2010 heeft verweerder mr. D. stukken toegezonden met betrekking tot de verzetprocedure.

2.25 Op 4 februari 2011 is vonnis gewezen in de verzetprocedure. Het verstekvonnis is bekrachtigd.

KLACHT

3. Klager verwijt verweerder dat verweerder de belangen van klager niet adequaat en onzorgvuldig behandeld heeft in de voor klager behandelde zaken. In de huurkwestie heeft verweerder verzuimd het verstek te zuiveren en verweer te voeren. Nadat een verstekvonnis gewezen is waarbij de ontruiming van de woning is toegewezen, heeft verweerder onvoldoende gedaan om de ontruiming tegen te gaan. Verweerder heeft klager niet, althans onvoldoende op de hoogte gehouden van de door hem ondernomen en te nemen vervolgstappen. Verweerder heeft in de bestuursrechtelijke zaken nagelaten klager op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in de diverse procedures. Verweerder heeft zonder overleg en zonder dat de belangen van klager dat meebrachten een verzoek voorlopige voorzieningen ingediend bij de Rechtbank Rotterdam en noch klager noch diens gemachtigde op de hoogte gesteld van de inhoud van dat dossier en de geplande hoorzitting op 21 oktober 2010. Voorts heeft verweerder klager, althans diens gemachtigde niet geïnformeerd over de comparitie van partijen in de verzetprocedure, zodat klager niet ter comparitie is verschenen.

VERWEER

4. Verweerder heeft zich in de huurzaak voor klager gesteld bij de Rechtbank Rotterdam. Volgens mededeling van verweerder heeft hij de Rechtbank Rotterdam per telefax van 31 maart 2010 meegedeeld dat hij voor klager als gemachtigde zal optreden en tevens verzocht om een aanhouding voor het nemen van een conclusie van antwoord. De rechtbank heeft een fout gemaakt door verstek te verlenen en een verstekvonnis te wijzen. Verweerder heeft tijdig een verzetdagvaarding uit laten brengen. Bovendien heeft hij door middel van overleg met de advocaat van de verhuurder, brieven aan de deurwaarder en brieven aan de rechtbank getracht de ontruiming te voorkomen. Een kort geding had geen kans van slagen gehad.

4.1 Verweerder heeft in het belang van klager bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de gemeente Schiedam van 31 mei 2010 en later naar aanleiding van een negatieve beslissing op het bezwaarschrift beroep aangetekend en voorlopige voorzieningen gevraagd. Verweerder heeft voor de overname van de zaak overleg gehad met de rechtbank of het niet beter zou zijn om de procedure in te trekken. Tot intrekking is het niet gekomen aangezien de zaak werd overgenomen. Verweerder heeft alle bij hem lopende dossiers overhandigd aan klager of diens gemachtigde. Klager en diens gemachtigde zijn door hem volledig op de hoogte gesteld van de stand van zaken in de diverse procedures, daaronder begrepen de zitting op 21 oktober 2010 en de comparitie van partijen op 16 november 2010.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Uit het verstekvonnis van 23 april 2010 van de Rechtbank Rotterdam volgt dat zich geen advocaat gesteld heeft voor klager. Verweerder heeft erkend dat hij na de eerst dienende dag, 7 april 2010, geen actie ondernomen heeft om het verleende verstek te zuiveren en dat hij pas na de betekening van het verstekvonnis aan klager aandacht besteed heeft aan de zaak van klager. Naar het oordeel van de Raad heeft verweerder door na verzending van de fax op 31 maart 2010 de procedure en de van belang zijnde termijnen niet te volgen, niet de zorg in acht genomen die een advocaat behoort te betrachten.

5.2 Voorts heeft verweerder - na betekening van het verstekvonnis op 10 mei 2010 aan klager - geen adequate actie ondernomen ten einde (te pogen) de voorgenomen ontruiming van klagers woning af te wenden. In aanmerking nemende de aangezegde ontruiming had het op de weg van verweerder gelegen om voortvarendheid te betrachten en onmiddellijk een verzetdagvaarding uit te laten brengen en daarmee niet te wachten tot 3 juni 2010 en zo nodig tevens een spoedprocedure tot schorsing van de tenuitvoerlegging aan te vangen. Verweerder heeft zich ten onrechte beperkt tot een verzoek aan de deurwaarder om de ontruiming uit te stellen. Het verzoek aan de rechtbank om het verstekvonnis te herzien was een kansloze en inmiddels (door de ontruiming) ook achterhaalde exercitie.

5.3 Gesteld noch gebleken is bovendien dat verweerder de door de wederpartij ingeschakelde deurwaarder, althans diens advocaat op de hoogte heeft gesteld van de omstandigheid dat klager inmiddels, door de toewijzing van de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht, financieel in staat moest worden geacht de achterstallige huurpenningen te kunnen voldoen.

5.4 De stelling van verweerder dat hij overleg gevoerd heeft met de advocaat van de verhuurder is daarenboven, bij gebreke aan schriftelijke vastlegging door verweerder, niet komen vast te staan. Gesteld noch gebleken is bovendien dat verweerder klager van het gevoerde overleg en zijn strategie op de hoogte heeft gesteld.

5.5 Evenmin is komen vast te staan dat verweerder met klager overleg gevoerd heeft over het door hem ingestelde bezwaar tegen de beslissing van 31 mei 2010 van de gemeente Schiedam en over het instellen van beroep en een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen in verband met de afwijzing van het bezwaar bij beslissing van 22 september 2010. Hetzelfde geldt met betrekking tot het informeren van klager dat verweerder bezwaar, beroep en een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen heeft ingediend.

5.6 De Raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder klager, althans diens gemachtigde, op de hoogte heeft gesteld van een mondelinge behandeling op 21 oktober 2010. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder klager of diens gemachtigde op de hoogte heeft gesteld van de comparitie op 16 november 2010.

5.7 Als niet, althans onvoldoende betwist, staat voorts vast dat verweerder klager en/of diens gemachtigde niet goed op de hoogte heeft gesteld van van belang zijnde termijnen en/of data en/of zaken bij de overname van in ieder geval de verzetprocedure en de zitting in verband met het door verweerder ingediende verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.

5.8 Verweerder heeft niet de zorg in acht genomen jegens klager die een advocaat behoort te betrachten.

5.9 De klacht is derhalve gegrond.

5.10 De Raad ziet gelet op het voorgaande aanleiding om ex art. 48a lid 2 van de Advocatenwet uit te spreken dat verweerder niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die hem ten opzichte van klager, als diens cliënt, betaamt.

MAATREGEL

6.1 Gelet op de gegrond bevonden klacht die zich kenmerkt door het niet nemen van adequate rechtsmaatregelen, het ontbreken van een deugdelijke schriftelijke vastlegging van afspraken, belangrijke informatie zoals zittingsdata, termijnen en een uit te zetten koers, alsmede gelet op het feit dat verweerder geen enkel inzicht heeft getoond in zijn eigen tekortkomingen, ziet de Raad aanleiding om een voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening aan verweerder op te leggen. De Raad acht het zeer verontrustend dat verweerder tekort is blijven schieten in het agenderen van onder meer roldata en mondelingen behandelingen. Verweerder laat twijfel ontstaan of hij in staat is om op zorgvuldige wijze zijn praktijk, althans voor zover het de behandeling van civielrechtelijke zaken betreft, uit te oefenen. Door te volstaan met een voorwaardelijke schorsing heeft verweerder de gelegenheid om te laten zien dat hij in staat is om op zorgvuldige wijze de praktijk uit te oefenen.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht gegrond;

 legt aan verweerder de maatregel op van een schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van twee weken;

 bepaalt dat die maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de Raad van Discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelde proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

 bepaalt de proeftijd op een termijn van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat;

 spreekt uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die een behoorlijk  advocaat betaamt.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. R. de Haan, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, griffier, uitgesproken ter openbare zitting van 29 augustus 2011.

griffier        voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.