ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2116 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3305/09.137

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2116
Datum uitspraak: 04-07-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 3305/09.137
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet publiceren voor getekende versie. Nog niet ontvangen   Het enkele niet-verschijnen ter zitting van de gewraakte leden houdt nog geen berusting in. Het enkele feit dat leden van de Raad van Discipline advocaat zijn in hetzelfde arrondissement als waar de deken kantoor houdt, brengt nog geen vooringenomenheid mee. Volgt afwijzing van het verzoek tot wraking.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 8 september 2009, ter griffie ontvangen op 9 september 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Rotterdam ambtshalve een klacht ingediend tegen mr. B.

1.2 De griffier heeft klager en verweerder (thans: verzoeker) opgeroepen voor de zitting van 4 april 2011 en daarbij de samenstelling van de Raad medegedeeld.

1.3 Op 4 april 2011 vond de behandeling van de klacht van verzoeker plaats ter openbare zitting van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.4 Eveneens op 4 april 2011 heeft verzoeker een wrakingsverzoek bij de Raad ingediend en daarbij de behandelende kamer van de Raad met uitzondering van de voorzitter, mr. G.J.W. van Oven, en het lid van de Raad mr. L.P.M. Eenens, gewraakt.

1.5 Naar aanleiding van het wrakingsverzoek is een wrakingskamer samengesteld, bestaande uit de voorzitter mr. A.F.L. Geerdes en de leden mrs. W.P. Brussaard, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt. Verzoeker en de gewraakte leden van de Raad zijn schriftelijk opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek op 20 juni 2011 te 12.45 uur.

1.6 Het wrakingsverzoek is op 20 juni 2011 in aanwezigheid van verzoeker behandeld. De gewraakte leden van de Raad zijn niet verschenen. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2. Het wrakingsverzoek

2.1 Verzoeker heeft als grond voor zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat er geen

 sprake is van fair play nu de deken tegen hem een klacht heeft ingediend op basis van de enkele mededeling van de president van de Rotterdamse rechtbank en zonder dat dossieronderzoek heeft plaatsgevonden. Er is volgens hem sprake van een Rotterdamse connectie: de deken is rechter-plaatsvervanger in Rotterdam terwijl de gewraakte leden van de Raad advocaat te Rotterdam zijn. De deken noch de Raad beschikken over een dossier op basis waarvan zij zouden kunnen oordelen. Daarop zijn zij door verzoeker gewezen. Desondanks gaat de klachtprocedure door. De leden van de Raad die tevens advocaat zijn treden zodoende op als advocaat van de deken en zullen aldus niet objectief en onafhankelijk kunnen oordelen in de klachtzaak.

3. De beoordeling van het wrakingsverzoek

3.1 De Raad stelt voorop dat thans enkel het wrakingsverzoek d.d. 4 april 2011 en niet tevens de bodemprocedure of klachtzaak ter beoordeling voorliggen. De inhoud van die dossiers is voor de beoordeling van het wrakingsverzoek dan ook niet van belang.

3.2 Niet is gebleken dat in de wraking is berust, zodat de Raad aanneemt dat dit niet het geval is. Het enkele niet-verschijnen ter zitting van de gewraakte leden houdt nog geen berusting in. Daarmee laten zij slechts de beslissing op het wrakingsverzoek over aan het oordeel van de wrakingskamer. Berusting vereist evenwel een actieve wilsverklaring.

3.3 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer, ingevolge artikel 6, lid 1, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(s), af te dwingen.

3.4 Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

3.5 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.

3.6 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van een lid van de Raad dient voorop te staan dat hij/zij uit hoofde van zijn aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid van de Raad jegens een partij enige vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.7 Voor zover het verzoek tot wraking is ingegeven door de vrees dat het de leden van de Raad in kwestie – in subjectieve zin – aan onpartijdigheid ontbreekt, is de wrakingskamer van oordeel dat door verzoeker niet is gesubstantieerd en geconcretiseerd waarin zijn bezwaren tegen de gewraakte leden van de Raad bestaan. De enkele stelling dat er “een Rotterdamse connectie” zou bestaan, is daartoe niet voldoende. Feiten en omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat zij jegens verzoeker enige vooringenomenheid koestert, zijn de Raad niet gebleken. Dat de leden in kwestie (tevens) advocaat te Rotterdam zijn brengt nog geen vooringenomenheid met zich mee. Overigens geldt voor het gewraakte lid mr. A.A.J. Maat dat hij kantoor houdt in het arrondissement Middelburg en niet in Rotterdam.

3.8 Het vorenstaande leidt er toe dat het verzoek wordt afgewezen.

4. De beslissing

De wrakingskamer:

- wijst het verzoek tot wraking van mrs. J.P.M. Borsboom, mr. A.A.J. Maat en mr. J.H.M. Nijhuis, leden van de Raad van Discipline te ’s-Gravenhage, af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, en mrs. W.P. Brussaard, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, in aanwezigheid van de griffier en uitgesproken op 4 juli 2011.

voorzitter         griffier

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.