ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2108 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3806/11.208

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2108
Datum uitspraak: 12-10-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 3806/11.208
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het feit dat klager een andere visie op de feiten heeft dan de cliënte van de advocaat, betekent niet dat het de advocaat niet vrij zou staan om de door haar cliënte aangehangen visie over de feiten te verdedigen en ter zitting naar voren te brengen. Het ligt niet op de weg van de advocaat de klager direct te informeren over de inschrijvingsdatum van de echtscheidingsbeschikking.    

Verloop van de procedure

1 Bij e-mail bericht van 19 april 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 26 september 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerster dat zij:

a. de Rechtbank doelbewust heeft voorzien van foutieve informatie;

b. klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de datum van de echtscheiding, waardoor klager een extra maand alimentatie aan de cliënte van verweerster heeft betaald;

c. het door de Rechtbank geadviseerde mediationtraject heeft gesaboteerd, in welk verband klager ook aanvoert dat verweerster er – financieel – bij gebaat zou zijn een bodemprocedure met een eventueel hoger beroep  te voeren.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Verweerster heeft de belangen van de voormalig echtgenote van klager behartigd in de echtscheidings- en aanverwante procedures.

- Bij verzoekschrift voorlopige voorzieningen heeft verweerster namens haar cliënte een verzoek gedaan tot vaststelling van een voorlopige bijdrage in haar levensonderhoud.

- De bijdrage in het levensonderhoud van de cliënte van verweerster is beëindigd per datum echtscheiding (26 november 2011) vanwege het feit dat zij samenwoonde met een ander als ware zij gehuwd.

- Partijen hebben tevergeefs getracht de boedelscheiding met behulp van een mediator af te wikkelen.

Beoordeling van de klacht

Algemeen

4.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.2 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dat klager een andere visie op de feiten heeft dan de cliënte van verweerster, betekent niet dat het verweerster niet vrij zou staan om de door haar cliënte aangehangen visie over de feiten te verdedigen en ter zitting naar voren te brengen.

Niet kan worden vastgesteld dat verweerster onwaarheden naar voren heeft gebracht in de betreffende procedure(s). Klager heeft dit klachtonderdeel overigens onvoldoende gesubstantieerd.

Ten aanzien van de klachtonderdeel b

4.3 Vooropgesteld wordt dat het niet op de weg van verweerster lag om klager direct te informeren over de inschrijvingsdatum van de echtscheidingsbeschikking. Voorts is de inschrijving tegen het einde van de maand geschied, zodat niet geheel te voorkomen was dat mogelijk een alimentatiebetaling de desbetreffende kennisgeving zou kruisen.

4.4 Niet is komen vast te staan dat verweerster de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking heeft getraineerd, waardoor klager ten onrechte een maand extra partneralimentatie heeft voldaan. Uit de stukken volgt dat de echtscheidingsbeschikking op 21 oktober 2009 is gegeven en dat de inschrijving heeft plaatsgevonden op 26 november 2009. Dit is een alleszins aanvaardbare termijn, indachtig de van toepassing zijnde hoger beroepstermijn van drie maanden.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.5 Voor zover klager bedoelt dat hij is benadeeld door de gestelde sabotage wordt overwogen dat verweerster zijn stellingen heeft betwist, aanvoerende  dat zij in overleg met haar cliënte en met toestemming van klager het eerste en het laatste gesprek in het kader van de mediation heeft bijgewoond en dat tijdens het laatste gesprek is afgesproken de mediation te beëindigen. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat dit anders is. Bovendien geldt ook hier wat bij de beoordeling van klachtonderdeel a., eerste volzin, werd overwogen. Dit klachtonderdeel is in zoverre kennelijk ongegrond.

4.6 Voor het geval klager met dit klachtonderdeel bedoelt dat verweerster een eigen belang had bij de sabotage van de mediation om een hoger honorarium in rekening te kunnen brengen, wordt als volgt overwogen. De Advocatenwet heeft niet een klachtrecht in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure vereist is, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Niet kan worden vastgesteld dat klager ter zake dit klachtonderdeel rechtstreeks in zijn belang is getroffen, nu hij niet degene is die de kosten van juridische bijstand van verweerster moet betalen. Dit klachtonderdeel is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.

4.7 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel c als kennelijk ongegrond c.q. kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond en klachtonderdeel c als kennelijk ongegrond c.q. kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 12 oktober 2011.

Plv. voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.