ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2107 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3624/11.26

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2107
Datum uitspraak: 14-11-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 3624/11.26
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat mag de belangen van zijn client behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn client hem verschaft. In casu volgt uit de stukken dat de advocaat op basis van voor hem vast te stellen objectieve feiten de juistheid van het standpunt van zijn client heeft geverifieerd.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 20 juli 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Middelburg. Het dossier is op 26 januari 2011 ontvangen door de Raad.

1.2 Bij beslissing van 16 februari 2011 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 17 februari 2011.

1.3 Bij brief van 28 februari 2011 heeft klaagster verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 19 september 2011. Ter zitting zijn klaagster en verweerder verschenen.

2. DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

Klaagster verwijt verweerder dat hij medepleger is van de stalkingsacties van zijn cliënt.

De gronden van het verzet.

Klaagster is van mening dat verweerder ook heeft aangezet tot stalking.

3. VERWEER

Verweerder heeft gesteld dat hij op basis van objectieve factoren heeft kunnen vaststellen dat hetgeen zijn cliënt heeft gesteld correct is. In dat kader heeft verweerder verwezen naar een verklaring van de dochter van klaagster en gesteld dat een persoon die aangifte tegen zijn cliënt had gedaan hiervoor is vervolgd en veroordeeld.

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

Het verzet van klaagster is gegrond voorzover het ziet op de omschrijving van de klacht in de voorzittersbeslissing van 16 februari 2011 nu de klacht in deze beslissing niet volledig is opgenomen. Klaagster verwijt verweerder immers niet alleen dat hij medepleger is van stalking maar ook zijn cliënt hiertoe heeft aangezet.

De Raad is overigens van oordeel dat klaagster in haar verzet geen nieuwe gronden heeft aangevoerd doch slechts de klacht heeft herhaald en uitgewerkt. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat verweerder zijn cliënt heeft aangezet tot stalking. De klacht is derhalve ongegrond.

Ten overvloede overweegt de Raad dat verweerder de belangen van zijn cliënt mocht behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem had verschaft en dat hij ook in het algemeen mag afgaan op de juistheid van die informatie. Uit de stukken en ter zitting is bovendien gebleken dat verweerder op basis van door hem vast te stellen objectieve feiten de juistheid van het standpunt van zijn cliënt heeft geverifieerd, voordat hij de betreffende brief heeft doen uitgaan aan klaagster.

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet gegrond en de klacht ongegrond voor zover dit klachtonderdeel ziet op het verwijt van aanzetten tot stalking en verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. P.S. Kamminga, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 november 2011.

griffier voorzitter