ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2103 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3608/11.10

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2103
Datum uitspraak: 07-11-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 3608/11.10
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht betreft bijstand ter zitting in een strafzaak. Verwijt dat klagers belangen niet met de vereiste zorg zijn behartigd door niet een getuige te laten oproepen, slechts een vraag aan de getuige te stellen en een bepaalde brief niet over te leggen. Toetsing aan zorgvuldigheid en beleidsvrijheid. Klacht ongegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 23 september 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 6 januari 2011.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 september 2011, alwaar verweerder is verschenen, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. M. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan tijdens een zitting in een strafzaak. De strafzaak als zodanig werd inhoudelijk behandeld door mr. H., kantoorgenoot van verweerder.

2.2 Tijdens de behandeling van de zaak ter zitting is de aangeefster als getuige gehoord.

2.3 Bij het verschijnen ter zitting van de aangeefster bleek verweerder dat hij haar van gezicht kende daar zij werkzaam was geweest als stagiaire bij de kapsalon, waar verweerder klant is.

KLACHT

3.1 De klacht houdt in dat verweerder klagers belangen niet met de vereiste zorg heeft behartigd, door

-  tegen de wens van klager in niet zelf de getuige te laten oproepen (die overigens naderhand door de OvJ bleek te zijn opgeroepen);

- de getuige ter zitting slechts één vraag te stellen en niet in te grijpen toen de voorzitter van de rechtbank klager belette zelf vragen aan de getuige te  stellen;

- een bepaalde brief niet over te leggen;

- vertrouwelijke informatie door te spelen.

VERWEER

4. Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is de regel dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig behoort te behandelen.

Voorts geldt dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste gediend zijn. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas worden opgelegd indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.2 De klacht spitst zich toe op de gang van zaken ter zitting, waarbij verweerder klager heeft bijgestaan.

5.3 Klager stelt dat de behartiging van zijn belangen ter zitting is benadeeld doordat verweerder de aangeefster in de strafzaak, die als getuige werd ge-hoord, kende.

5.4 Daartegenover heeft verweerder aangevoerd dat hij de betrokken persoon slechts van gezicht kende, omdat zij stagiaire was bij de kapper waar verweer-der pleegt te komen, maar dat de betrokkene niet zijn kapster is en dat hij haar niet persoonlijk kent.

5.5 Naar aanleiding van het verweer heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de betrokkene wel persoonlijk kent.

5.6 Op grond van het voorgaande is de Raad van oordeel dat geen omstandighe-den zijn komen vast te staan die verweerder ervan hadden behoren te weer-houden de belangenbehartiging van klager ter zitting voort te zetten.

5.7 Wat het stellen van vragen aangaat heeft verweerder ter zitting nader toege-licht dat klager aanvankelijk zelf zodanige vragen heeft gesteld of opmerkingen heeft gemaakt, dat hij door de voorzitter van de rechtbank tot zwijgen is aan-gemaand en dat verweerder het daarna niet in het belang van klager achtte om (nadere) vragen te stellen.

5.8 Wat het belang was van de brief die verweerder volgens klager niet heeft overgelegd heeft deze niet toegelicht, zodat niet kan worden vastgesteld dat verweerder in die zin zijn taak niet naar behoren heeft vervuld, terwijl van het doorspelen van vertrouwelijk informatie uit het dossier of anderszins niet is ge-bleken.

5.9 De Raad is, gelet op het onder 5.1. weergegeven uitgangspunt, van oordeel dat aldus niet gebleken is dat verweerder de belangen van klager (kennelijk) onjuist heeft behartigd.

5.10 Het voorgaande brengt mee dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

6.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. mr. J.P.M. Borsboom, mr. Heinrich, mr. P.S. Kamminga, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toege-zonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.