ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2100 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3604/11.06

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2100
Datum uitspraak: 07-11-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 3604/11.06
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht dat de advocaat in een administratiefrechtelijke procedure weliswaar beroep heeft ingesteld, maar de gronden niet tijdig heeft ingediend, waardoor het beroep kennelijk ongegrond is verklaard. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing. Tevens ambtshalve uitspraak ex artikel 48, lid 7 Advocatenwet. Klacht is ongegrond voor zover betreffende het verwijt dat de advocaat geen contact met klager heeft gehad naar aanleiding van het verzuim, daar de advocaat een ziekenhuisopname heeft ondergaan.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 30 augustus 2010 heeft de gemachtigde van klager namens hem een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 3 januari 2011

1.2 Op 8 augustus 2011 heeft klager stukken aan de Raad toegezonden.

1.3 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.4 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 september 2011 alwaar klager en zijn gemachtigde zijn verschenen, alsmede verweerder.

FEITEN

2.1 Klager is in dienst geweest van een overheidsorgaan.

2.2 Bij besluit van 8 oktober 2008 heeft de betrokken minister aan klager het voornemen bekend gemaakt om hem disciplinair te ontslaan. Bij brief van 24 november 2008 heeft de minister aan dit voornemen uitvoering gegeven.

2.3 Verweerder heeft klager bijgestaan in het arbeidsgeschil.

2.4 Verweerder heeft op 8 september 2008 en 15 december 2008 bij de minister bezwaar aangetekend.

2.5 Nadat de bezwaarschriften waren behandeld door de betrokken adviescommissie, heeft de minister bij beschikking van 21 april 2009 de beide bezwaarschriften ongegrond verklaard.

2.6 Bij brief van 28 mei 2009 heeft verweerder namens klager beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de beschikking van de minister. In het beroepschrift waren niet de gronden van beroep opgenomen.

2.7 Bij brief van 2 juni 2009 heeft de rechtbank aan verweerder een termijn van 4 weken gesteld voor het indienen van de beroepsgronden.

2.8 In de periode vanaf 28 mei 2009 heeft verweerder tevergeefs getracht telefonisch contact met klager te zoeken.

2.9 Op 25 juni 2009 informeerde de gemachtigde (moeder) van klager verweerder over de persoonlijke omstandigheden van klager. Direct hierna is een bespreking belegd, waarbij de beschikking van de minister is doorgenomen.

2.10 Bij brief van 8 juli 2009 heeft verweerder de gronden voor het beroep bij de rechtbank ingediend.

2.11 De rechtbank heeft het beroep bij beslissing van 2 september 2009 bij verstek kennelijk ongegrond verklaard met toepassing van artikel 6:6 van de Awb.

2.12 Verweerder heeft bij brief van 21 september 2009 verzet gedaan tegen de beslissing van de rechtbank, welk verzet op 21 januari 2010 ongegrond is verklaard.

KLACHT

3.1 De klacht houdt in:

a. dat verweerder nalatig is geweest bij het indienen van de beroepsgronden, waardoor klager niet meer verder kon procederen;

b. dat verweerder heeft geweigerd om naar aanleiding van de klacht met klager of zijn gemachtigde in contact te treden teneinde tot een akkoord te kunnen komen.

VERWEER

4. Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Als regel geldt dat de advocaat zich zodanig dient te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in zijn eigen beroepsuitoefening niet wordt geschaad.

Voorts geldt dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig dient te behandelen.

Klachtonderdeel a

5.2 Het bewaken van termijnen in gerechtelijke procedures behoort tot de belangrijke taken van de advocaat.

Vaststaat dat verweerder de door de rechtbank bij brief van 2 juni 2009 gestelde termijn voor het indienen van de beroepsgronden heeft laten verstrijken, waardoor de rechtbank van uitspraak van 2 september 2009 buiten zitting het beroep kennelijk ongegrond heeft verklaard met toepassing van artikel 6:6 van de Awb.

5.3 Verweerder heeft het verzuim erkend. Hij heeft aangevoerd dat hij niet wist dat de termijnen voor het indienen van de gronden, zoals in casu, fataal zijn. Verweerder heeft ook bevestigd dat hij heeft nagelaten om klager schriftelijk te informeren over de door de rechtbank gestelde termijn en hem te wijzen op de gevolgen van het niet in acht nemen daarvan. Het had op de weg van verweerder gelegen om dit te doen ter vermijding van misverstand of onzekerheid.

Verweerder heeft aangevoerd dat hij, na het contact met de moeder van klager op 25 juni 2009, direct een bespreking heeft belegd, waarbij de beslissing van de Minister van Justitie is doorgenomen. Gesteld noch gebleken is dat het voor verweerder onmogelijk was om naar aanleiding van die bespreking alsnog de gronden tijdig in te dienen. Het had ook op de weg van verweerder gelegen om, voor zover daarvoor aanleiding bestond, de rechtbank verlenging van de termijn voor indiening van de gronden te verzoeken.

5.4 Op grond van het voorgaande komt de Raad tot het oordeel dat verweerder onzorgvuldig te werk is gegaan bij de uitoefening van zijn taak en dat klachtonderdeel a grond is.

5.5 De Raad acht in de ernst van de nalatigheid grond gelegen om, met toepassing van artikel 48, lid 7 Advocatenwet, ambtshalve uit te spreken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Klachtonderdeel b

5.6 In verband met dit klachtonderdeel heeft verweerder onbetwist aangevoerd dat hij in maart 2010 met een (bijna) hartaanval plotseling is opgenomen in het ziekenhuis.

Verweerder is hierdoor 4 maanden uit de praktijk geweest.

5.7 Verweerder heeft voorts gewezen op de omstandigheid dat klagers gemachtigde in die tijd wel contact heeft gehad met het kantoor waaraan verweerder toen verbonden was.

5.8 Onder de vermelde omstandigheden acht de Raad onvoldoende grond aanwezig om dit klachtonderdeel gegrond te verklaren.

MAATREGEL

6.1. De Raad acht gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart klachtonderdeel a gegrond;

 legt terzake als maatregel op een enkele waarschuwing;

 spreekt ambtshalve uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt;

 verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. mr. J.P.M. Borsboom, mr. Heinrich, mr. P.S. Kamminga, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.