ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2095 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3783/11.185

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2095
Datum uitspraak: 14-09-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 3783/11.185
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter. De door klager aan de advocaat verweten gedragingen dateren van vier jaar geleden. Gelet op dit tijdsverloop en het feit dat klager hiervoor geen verschoonbare reden heeft aangevoerd is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 16 mei 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 2 september 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij in de zaak tegen K. niets meer voor klager heeft gedaan, klager niet heeft geïnformeerd over de procedure tegen K. en geen geld heeft ontvangen van K. Klager eist in dat kader een schadevergoeding van verweerder. Voorts verwijt klager verweerder dat hij eerst na vier maanden, op 17 augustus 2007, geld van verweerder heeft ontvangen, terwijl de Immigratie en Naturalisatie Dienst (hierna: “IND”) op 7 maart 2007 heeft aangekondigd dat het geld op de rekening van verweerder zou worden overgemaakt.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klager heeft verweerder in september 2006 benaderd met het verzoek hem bij te staan in twee zaken, te weten een zaak tegen de heer K. en tegen de IND.

- Verweerder heeft op 8 december 2006 de stukken met betrekking tot de twee in behandeling zijnde zaken aan klager meegegeven.

- De IND heeft bij brief van 7 maart 2007 aangekondigd de leges ten bedrag van € 1.290,00 terug te betalen en te storten op de derdengeldrekening van verweerder.

- Op 17 augustus 2007 heeft verweerder klager voornoemd bedrag, verminderd met de door de Raad voor Rechtsbijstand aan klager opgelegde eigen bijdrage, uitbetaald.

Beoordeling van de klacht

4.1 De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.

4.2 De Advocatenwet kent geen algemene termijnen voor verval of verjaring van het klachtrecht. Het beginsel van rechtszekerheid brengt echter met zich mee dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat een klacht over zijn verrichtingen binnen een redelijke termijn worden ingediend, waarbij welke termijn als redelijk moet worden beschouwd afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. De door klager aan verweerder verweten gedragingen dateren van vier jaar geleden. Gelet op dit tijdsverloop en het feit dat klager hiervoor geen verschoonbare reden heeft aangevoerd is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

4.3 Ten overvloede overweegt de plv. voorzitter dat klager heeft erkend dat hij op 8 december 2006 zijn dossiers heeft meegenomen bij verweerder en derhalve vanaf dat moment niet langer de cliënt was van verweerder. Verweerder mocht er dan ook vanuit gaan dat hij vanaf dat moment niet langer optrad als advocaat van klager in die kwestie. Dit verklaart dat verweerder klager ook niet meer heeft geïnformeerd over de zaak K.

4.4 Ten aanzien van het verwijt omtrent de doorbetaling van de gelden van de IND heeft verweerder onbetwist gesteld dat klager voor verweerder vier maanden lang onbereikbaar was.

4.5 Gelet op het vorenstaande dient de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 14 september 2011.

Plv. Voorzitter

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.