ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2092 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 2598/10.228

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2092
Datum uitspraak: 19-09-2011
Datum publicatie: 22-11-2011
Zaaknummer(s): R. 2598/10.228
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: De advocaat heeft een beroepsfout gemaakt. Hoewel de gemaakte fout door de advocaat aan klaagster is gemeld, heeft hij de gevolgen van de gemaakte fout op zijn beloop gelaten en toen klager hierom verzocht geen melding gemaakt bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Door zulks niet te doen is de Raad van oordeel dat verweerder tekort is geschoten in de zorg die van verweerder jegens klaagster verwacht mocht worden. De klacht is gegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 28 september 2009 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Middelburg.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 24 december 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 4 juli 2011.

Ter zitting zijn klaagster, vergezeld van haar echtgenoot, en verweerder verschenen.

FEITEN

2.1 Een kantoorgenoot van verweerder heeft klaagster bijgestaan in een procedure bij de Rechtbank Middelburg, sector bestuursrecht.

2.2 Bij beslissing van 25 juli 2006 is het door klaagster ingestelde beroep niet- ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding.

2.3 De kantoorgenoot van verweerder heeft erkend terzake een beroepsfout te hebben gemaakt.

2.4 Klaagster stelt schade te hebben geleden voor een bedrag van € 20.000,--.

2.5 Verweerder heeft met klaagster afgesproken dat vooraleer de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar zou worden benaderd, getracht zal worden of tot herziening van het door klaagster als onjuist aangemerkt standpunt van de gemeente Terneuzen kon worden gekomen.

2.6 Bij brief van 15 december 2009 heeft (de echtgenoot van) klaagster verweerder laten weten geen heil meer te zien in een herziening en heeft hij gevraagd de zaak voor te leggen aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder.

KLACHT

3. Klaagster verwijt verweerder dat hij de afhandeling van de beroepsfout op zijn beloop heeft gelaten door onder andere geen melding hiervan te maken bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar alsmede dat hij zich niet correct heeft gedragen met betrekking tot de afwikkeling van de gevolgen van de beroepsfout.

VERWEER

4. Verweerder heeft erkend dat zijn kantoorgenoot een beroepsfout heeft gemaakt en dat verweerder de behandeling van de zaak heeft overgenomen en hij derhalve op de gedragingen dienaangaande kan worden aangesproken. Verweerder heeft gesteld dat in een gesprek in 2007 met klaagster aan de orde is geweest dat er nog nadere informatie zou worden ingewonnen bij een tweetal getuigen teneinde te bezien of een herzieningsprocedure kans van slagen had. Klaagster heeft hierop niet meer gereageerd, waardoor geen herzieningsprocedure aanhangig kon worden gemaakt.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is de Raad van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het lag immers op de weg van verweerder om na het vaststellen van de beroepsfout de nodige stappen te ondernemen, nadat hij met klaagster had besproken de mogelijkheid te onderzoeken om een herzieningsprocedure in gang te zetten. Verweerder heeft daaraan echter ingewikkelde voorwaarden verbonden die hij qua verantwoordelijkheid volledig bij klaagster heeft neergelegd. De Raad acht deze handelwijze niet zorgvuldig. Het eventuele uitblijven van een reactie van klaagster was voor verweerder geen valide excuus om verdere stappen ter afwikkeling van de zaak achterwege te laten. De Raad is dan ook van oordeel dat verweerder na het vaststellen van het maken van de beroepsfout het dossier voor had moeten leggen aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar en dit in ieder geval na 15 december 2009 toen klaagster dan wel haar echtgenoot duidelijk heeft aangegeven dat dat de wens van klaagster was. Door zulks niet te doen is de Raad van oordeel dat verweerder is tekort geschoten in de zorg die van verweerder jegens klaagster verwacht mocht worden. De klacht is derhalve gegrond.

MAATREGEL

6. Gelet op de aard en ernst van de begane overtreding en het feit dat verweerder het uitblijven van een oplossing in deze zaak geheel bij klaagster tracht te leggen acht de Raad de maatregel van een berisping passend en geboden.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, plaatsvervangend voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.P. Heinrich, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. G.J. Schipper, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 september 2011.

griffier voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.