ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1988 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3689/11.91

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1988
Datum uitspraak: 22-08-2011
Datum publicatie: 13-09-2011
Zaaknummer(s): R. 3689/11.91
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: De beoordeling van een civiele vordering is voorbehouden aan de civiele rechter. Ook los van civiele aspecten rust op verweerder een verplichting tot terugbetaling van de door hem naar het oordeel van het Hof van Discipline ten onrechte aan klager in rekening gebrachte kosten voor rechtsbijstand. Klacht gegrond. Tuchtrechtelijk verleden. Schorsing twee weken.  

 1. PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 25 oktober 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 15 april 2011.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 20 juni 2011. Ter zitting is klager verschenen. Verweerder is niet verschenen.

2. FEITEN

2.1 Verweerder trad in 2008 als raadman van klager op in een strafcassatiezaak.

2.2 Naar aanleiding van die bijstand heeft klager een klacht (bestaande uit vier onderdelen) ingediend tegen verweerder. De Raad van Discipline heeft die klacht gedeeltelijk (twee onderdelen) gegrond en gedeeltelijk (twee onderdelen) ongegrond verklaard. Van die beslissing van de Raad zijn zowel klager als verweerder in hoger beroep gegaan bij het Hof van Discipline.

2.3 Het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 10 september 2010 alle vier de klachtonderdelen gegrond bevonden en aan verweerder de maatregel van voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken (met een proeftijd van twee jaren) opgelegd.

2.4 In de beoordeling heeft het Hof onder 5.2 het volgende overwogen:

”Verweerder mocht ten tijde van de indiening van de cassatieschriftuur derhalve niet aannemen dat hij zijn werkzaamheden tegen de door hem voorgestelde beloning verrichtte. Het stond hem dan ook niet vrij het aan klager gedeclareerde bedrag in rekening te brengen. Door dat wel te doen, heeft hij gehandeld in strijd met de tussen hem en klager gemaakte afspraak, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt wordt gemaakt. Dat klager naar aanleiding van de door verweerder jegens klager gevoerde incassoprocedure inmiddels aan verweerder heeft betaald, doet naar het oordeel van het hof aan het voorgaande niet af.”

2.5 Verweerder heeft klager bij brief van 28 september 2010 (met verwijzing naar de uitspraak van het Hof van Discipline d.d. 10 september 2010) aansprakelijk gesteld voor door hem geleden schade, bestaande uit ten onrechte door verweerder aan hem in rekening gebrachte kosten van zijn werkzaamheden (vermeerderd met rente en kosten), door hem begroot op € 3.000,-.

2.6 Verweerder is niet tot (terug)betaling overgegaan.

3. KLACHT

3.1 Klager is van mening dat de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder onvoldoende was en dat laatstgenoemde hem om die reden een bedrag van € 3.000,- dient terug te betalen. Klager verwijst daarbij naar de uitspraak van het Hof van Discipline van 10 september 2010, waarin vier klachten tegen verweerder gegrond zijn bevonden.

4. VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat klager al eerder een klacht tegen hem heeft ingediend die heeft geleid tot een uitspraak van het Hof van Discipline. Om die reden beroept hij zich op het “ne bis in idem”- beginsel en gaat hij niet inhoudelijk op de klacht in.

5. BEOORDELING VAN DE KLACHT  

5.1 Vooropgesteld wordt dat de beoordeling van een civiele vordering tot schadevergoeding is voorbehouden aan de civiele rechter. De Raad heeft daarbij geen taak en is ook niet bevoegd daarover enige uitspraak te doen.

5.2 Naar het oordeel van de Raad rust op verweerder echter ook los van alle civiele aspecten een verplichting tot terugbetaling van de door hem naar het oordeel van het Hof van Discipline ten onrechte aan klager in rekening gebrachte kosten voor rechtsbijstand. Uit de overwegingen van het Hof kan een dergelijke verplichting tot terugbetaling geredelijk worden afgeleid. Verweerder had dat ook zo moeten begrijpen. Door de overwegingen van het Hof materieel te negeren handelt verweerder andermaal tuchtrechtelijk laakbaar. De klacht is derhalve gegrond.

6. MAATREGEL

6.1 Alles overwegend en mede in aanmerking genomen het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, acht de Raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken op.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, en mrs. W.P. Brussaard, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2011.

griffier          voorzitter