ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1973 Raad van Discipline 's-Gravenhage R.3733/11.135

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1973
Datum uitspraak: 11-07-2011
Datum publicatie: 13-09-2011
Zaaknummer(s): R.3733/11.135
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Het verzoek om verweerder met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk als advocaat te schorsen wordt toegewezen. De overigens verzochte voorzieningen worden afgewezen, waarbij gewezen wordt op de tekst van het artikel 60ab lid 1 Advocatenwet en de wetsgeschiedenis. Anders dan in geval van artikel 60b lid 1 Advocatenwet is het niet mogelijk om naast een schorsing een voorlopige voorziening te treffen.

1. PROCEDUREVERLOOP

1.1. Bij brief van 14 juni 2011 heeft verzoeker een verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet ingediend bij de Raad van Discipline. Het verzoek is op 15 juni 2011 bij de Raad binnengekomen.

1.2. Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 27 juni 2011. Ter zitting is verzoeker verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen bij brief van 23 juni 2011 en e-mailbericht van 24 juni 2011,zonder bericht van verhindering niet verschenen.

1.3. Verweerder heeft evenmin gereageerd naar aanleiding van een brief van de plaatsvervangend griffier van 28 juni 2011 gericht aan het nieuwe kantooradres van verweerder volgens BAR-beheer en aan zijn adres zoals opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie en tevens verzonden per e-mail. Daarin is hem meegedeeld dat de mondelinge behandeling op 27 juni 2011 heeft plaatsgehad en dat de beslissing uiterlijk 11 juli 2011 zal volgen.

2. HET VERZOEK EN DE GRONDSLAG

2.1. De deken heeft zich tot de Raad gewend met het verzoek:

- verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk en

- bij wege van voorlopige voorziening te bepalen dat mr. P.A.M. Perquin, advocaat te Zoetermeer, kantoorhoudende aldaar aan de FrederikHenderiklaan 1 (2712 EA) aan te wijzen om de belangen van de (ex-) cliënten van verweerder te behartigen in de ruimste zin des woords en

- te bepalen dat de kosten verbonden aan de door mr. Perquin te verrichten werkzaamheden in beginsel voor rekening van verweerder komen.

2.2. Voor dit verzoek heeft de deken als grond aangevoerd dat er met betrekking tot verweerder een ernstig vermoeden is dat de door artikel 46 Advocatenwet beschermde belangen ernstig worden geschaad althans dreigen te worden geschaad. De deken baseert dit op de navolgende door hem aangevoerde feiten, die zowel afzonderlijk als in onderling verband bezien moeten worden.

2.3. Verweerder is verdwenen van het kantooradres Nunspeetlaan 105 te Den Haag en is niet (meer) bereikbaar. De Haagse Orde van Advocaten beschikt niet over een officieel kantoortelefoonnummer, terwijl het enige bekende mobiele telefoonnummer van verweerder is afgesloten. Het laatste bericht van verweerder aan de deken dateert van 3 mei 2011. Dit bericht is verzonden van het hotmailadres van verweerder en betrof een reactie van verweerder in een klachtzaak, welke klacht door de deken voorlopig gegrond verklaard is. Verweerder heeft op diverse -dringende- verzoeken van de zijde van de deken via het bekende hotmailadres niet gereageerd.

2.4. De deken heeft voorts op 7 juni 2011 van een wederpartij van verweerder het bericht ontvangen dat aan verweerder op 11 april 2011 en 2 mei 2011 toegezonden stukken op het adres Nunspeetlaan 105 te Den Haag, ongeopend retour ontvangen zijn. Tevens werd meegedeeld dat verweerder zonder bericht van verhindering op een hoorzitting van 31 mei 2011, waarvoor hij als advocaat was opgeroepen, niet verschenen is.

2.5. De deken heeft van de verhuurder van het pand aan de Nunspeetlaan 105 te Den Haag vernomen dat verweerder het pand verlaten heeft zonder een bericht achter te laten waarnaar verweerder vertrokken is en dat verweerder in het pand aan de Nunspeetlaan 105 te Den Haag dossiers en pc’s had achtergelaten. Nadat bleek dat verhuurder deze zaken zou laten ophalen door de vuilverwerking, heeft de deken besloten de dossiers en pc’s mee te nemen naar het Bureau van de Orde. Mr. Perquin heeft op verzoek van de deken de dossiers en pc’s bekeken om te bezien of er nog lopende zaken waren en voor cliënten belangrijke termijnen. De dossiers bleken alle te archiveren dossiers te zijn.

2.6. De deken heeft voorts van een voormalig kantoorgenoot van verweerder vernomen dat diverse deurwaarders zich gemeld hebben bij het kantoor, waaraan verweerder eerder verbonden was, in verband met schulden. Verweerder blijkt bovendien een schuld van ruim € 7.000,= open te hebben staan bij de Raad voor Rechtsbijstand.

2.7. Verweerder is kort gezegd niet bereikbaar voor wederpartijen, contractpartners en instanties en hoogst waarschijnlijk ook voor zijn cliënten. Verweerder schaadt daarmee de belangen van zijn cliënten, althans deze belangen dreigen op ernstige wijze te worden bedreigd. Daarenboven onttrekt verweerder zich aan het door de deken uit te oefenen toezicht.

2.8. Ter zitting heeft de deken meegedeeld dat deze via BAR-beheer heeft vernomen dat verweerder op 17 juni 2011 mededeling heeft gedaan van een nieuw kantooradres. De deken heeft nochtans niet van verweerder zelf vernomen.

2.9. Verweerder heeft, ondanks diverserappellen, geen opgave gedaan in het kader van de Centrale Controle Verordeningen (CCV) 2010.

2.10. Verweerder heeft de entreetoets, noodzakelijk in verband met het starten van een eigen onderneming, niet ingevuld, ondanks een uitnodiging en rappel daartoe.

2.11. Verweerder heeft ondanks rappel de hoofdelijke omslag voor het ordejaar 2010-2011, verschuldigd per 1 september 2010 en uiterlijk 1 januari 2011 te betalen, niet voldaan.

2.12. Verweerder maakt door zijn handelen derhalve inbreuk op de verordeningen.

2.13. De deken heeft voorts meegedeeld dat er zich ten tijde van de stageperiode van verweerder reeds enige incidenten hebben voorgedaan. Het betrof – kort gezegd – klachten van zijn (buiten-) patroon, het niet voldoen aan zijn (financiële) verplichtingen aan de Orde, maar met name het in die tijd al slecht bereikbaar zijn en het weinig genegen zijn om (tijdig) informatie te verstrekken.

2.14. Verweerder is voorts op 6 mei 2008 op grond van artikel 8 lid 3 Advocatenwet geschrapt van het tableau. Op 25 juli 2008 volgde een herbeëdiging nadat verweerder het certificaat van de beroepsopleiding behaald had. Verweerder heeft op 25 juni 2009, na verlenging van de stage in verband met parttime werken en het niet voldoen aan de lokale opleidingsverplichtingen, zijn stageverklaring ontvangen.

3. HET VERWEER

3.1. Verweerder heeft geen verweer gevoerd naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet.

4. DE BEOORDELING VAN HET VERZOEK

4.1. Het verzoek strekt tot schorsing met onmiddellijke ingang van verweerder in de uitoefening van de advocatenpraktijk. Inwilliging van een dergelijk verzoek is ingevolge artikel 60ab Advocatenwet slechts mogelijk indien jegens verweerder een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. De Raad overweegt in dit verband als volgt.

4.2. De deken heeft onbetwist gesteld dat verweerder niet bereikbaar is voor wederpartijen, contractpartners en instanties en hoogst waarschijnlijk ook voor zijn cliënten.

4.3. Dat verweerder in het geheel niet bereikbaar is, doet vrezen dat de belangen van de cliënten ernstig zullen worden geschaad, voor zover dat niet nu reeds het geval is.

4.4. Verder staat als niet weersproken vast dat verweerder niet voldaan heeft aan zijn financiële verplichtingen jegens de Orde, alsmede contractpartners, zoals de Raad voor Rechtsbijstand en diens verhuurder, alsmede dat verweerder niet voldaan heeft aan op hem rustende elementaire verplichtingen, zoals het invullen van de CCV 2010 en het voldoen van de hoofdelijke omslag.

4.5. Er is sprake van een nalaten, althans een handelen, zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.6. Dit alles in aanmerking nemende maakt dat de Raad een ernstig vermoeden heeft dat de door artikel 46 Advocatenwet beschermde belangen zeer ernstig zijn of zullen worden geschaad en dat de door de deken verzochte schorsing dient te worden toegewezen.

4.7. De verzochte voorzieningen wijst de Raad af. Artikel 60ab lid 1 Advocatenwet geeft geen ruimte om naast het schorsen van een advocaat in het kader van dat artikel, en daarmee anders dan in het geval van een verzoek ex artikel 60b lid 1 Advocatenwet,  tevens een voorlopige voorziening te treffen. Artikel 60ab lid 1 Advocatenwet geeft de Raad de mogelijkheid om op verzoek van de deken een advocaat het met onmiddellijke ingang schorsen in de uitoefening van de praktijk of om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van de betrokken advocaat. Ook uit de wetsgeschiedenis (MvA 20 maart 2009 (31 385) blijkt dat niet bedoeld is om in het geval van een verzoek ex artikel 60ab lid 1 Advocatenwet zowel een schorsing op te leggen als een voorlopige voorziening te treffen:

“(…)

Verder kan de tuchtrechter in de nieuw voorgestelde procedure rekening houden met de consequenties die een voorziening kan hebben voor een kantoor.De voorgestelde regeling laat immers expliciet toe dat in plaats van een schorsing een andere voorlopige voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening wordt getroffen.

(…)”

4.8. De Raad zal de termijn waarbinnen de deken de klacht of het bezwaar schriftelijk ter kennis van de Raad van Discipline brengt als bedoeld in artikel 60ab lid 4 Advocatenwet stellen op zes weken.

5. DE BESLISSING

De Raad:

1) schorst verweerder op de voet van artikel 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk als advocaat;

2) bepaalt dat de deken de aan het onderhavige verzoek ten grondslag gelegde klachten en/of bezwaren binnen zes weken schriftelijk ter kennis van de Raad brengt;

3) wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. R. de Haan, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, en mr. A.H. van Haga, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 juli 2011.

griffier voorzitter       voorzitter

Van deze beslissing kan op de grond van artikel 60ad Advocatenwet, binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door de betrokken advocaat, de deken van de orde waartoe de advocaat behoort en de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.