ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1968 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3519/10.149
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1968 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-07-2011 |
Datum publicatie: | 13-09-2011 |
Zaaknummer(s): | R. 3519/10.149 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Schrapping |
Inhoudsindicatie: | De Raad oordeelt dat verweerder niet althans onvoldoende het vereiste van schriftelijke vastlegging heeft gehanteerd en verweerder ook op andere punten tekort geschoten is bij de behandeling van de zaken van klager. Ook financiële afspraken zijn niet althans onvoldoende schriftelijk vastgelegd en niet is gebleken dat er overleg is geweest over de vraag of klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. Klacht over opschorten werkzaamheden en gebruik maken van retentierecht gegrond. In aanmerking nemende vier andere klachten die eveneens gegrond verklaard zijn door de Raad, acht de Raad schrapping van het tableau gehouden. |
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 6 maart 2009 heeft mevrouw N., wonende te Amsterdam, namens klager, alsmede de besloten vennootschap C., waarvan klager bestuurder is, een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 9 september 2010 bij de Raad binnengekomen.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken, die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 23 mei 2011, waarbij klager en mevrouw N., als diens gemachtigde,zijn verschenen. Verweerder is niet verschenen.
FEITEN
2.1 Verweerder heeft klager en diens besloten vennootschap als raadsman bijgestaan in diverse procedures, waaronder in echtscheidingsprocedure van, en een procedure betreffende klagers boot, alsmede in diverse arbeidszaken en in procedures tegen leveranciers of klanten van de vennootschap.
2.2 Betreffende de zaak van de vennootschap tegen werknemer L.
Bij brieven van 26 juni 2007 heeft verweerder klager bevestigd dat hij klager zal bijstaan in de echtscheidingsprocedure en in de zaak tegen werknemer L.
2.3 In beide brieven is onder meer opgenomen:
"Indien u meent voor een toevoeging in aanmerking te komen, verzoek ik u bijgaand aanvraagformulier volledig ingevuld en ondertekend aan mij te willen terugsturen."
2.4 Klager heeft werknemer L., zoals blijkt uit een vonnis van de Rechtbank Haarlem van 21 juni 2007, bij brief van 10 april 2007 op staande voet ontslagen.
2.5 Verweerder heeft een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer L. opgesteld d.d. 16 juni 2007.
2.6 De rechtbank Haarlem heeft op 20 september 2007een verstekvonnis gewezen in de zaak van werknemer L. tegen de onderneming L.
2.7 Betreffende de zaak van de vennootschap tegen S.
S. heeft, zoals volgt uit een beschikking van de Rechtbank Haarlem van 5 maart 2008, ontbinding van diens arbeidsovereenkomst verzocht. Verweerder heeft namens de vennootschap primair het verweer gevoerd dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en subsidiair dat als er sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst, deze al van rechtswege was geëindigd.
2.8 Betreffende de zaak van de vennootschap tegen de zoon van klager.
Blijkens een beschikking van de Rechtbank Haarlem van 30 oktober 2007 heeft verweerder namens de besloten vennootschap en de BV T. als verweer tegen het verzoek van de zoon van klager tot ontbinding van de bestaande arbeidsovereenkomst primair het verweer gevoerd dat verzoeker niet ontvankelijk is en subsidiair om afwijzing van het verzochte gevraagd.
2.9 De vennootschap heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de Rechtbank Haarlem van 30 oktober 2007.
2.10 Bij de behandeling van de zaak bij het Gerechtshof Amsterdam op 16 december 2008 is in het proces-verbaal opgenomen:
"De voorzitter constateert dat bij het beroepschrift alleen de beschikking waarvan beroep is gevoegd. De overige stukken van de procedure in eerste aanleg zijn ondanks een daartoe strekkend verzoek van de griffie van het hof niet toegezonden door de advocaat van C.
L. V. deelt mee dat die informatie nieuw is voor hem.
Hij verzoekt de behandeling aan te houden.
…
Desgevraagd deelt de voorzitter voorts mee dat de voortzetting van de mondelinge behandeling zich vooralsnog zal beperken tot de vraag of het appelverbod kan worden doorbroken".
2.11 Betreffende de opschorting van de werkzaamheden door verweerder.
Bij brief van 8 september 2008 heeft verweerder, althans zijn financiële administratie, de vennootschap een aanmaning gestuurd met onder meer de volgende passage:
"Ik stel u voorts aansprakelijk voor alle kosten die verbonden zijn aan de incasso van mijn vordering, daaronder begrepen de kosten van de deurwaarder, correspondentie, juridische bijstand, recherche, beslaglegging en 11,07% wettelijke rente".
2.12 Bij brief van 22 september 2008 heeft verweerder aan mr. A bevestigd dat hij in de zaak P/besloten vennootschap op 10 september 2008 verstek heeft laten gaan omdat er geen geld was voor honorarium en verschotten. Verweerder heeft onder meer geschreven:
“Als actuele gerechtelijke procedure’s met betrekking tot C. hebben te gelden P/C., G. / en C/V jr. Eerstgenoemde zaak betreft een vordering van ruwweg € 140.000,-- welke P. pretendeert te hebben op C., als diendatum gold 10 september jl., echter omdat er geen geld was voor honorarium en verschotten is verstek laten gaan. De Rechtbank Amsterdam houdt gewoonlijk de zaak 4 weken voor vonnis aan, zodat het verstek zich thans nog laat zuiveren.
...
InzakeC./V. jr. gaat het om een hoger beroep van de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter; de mondelinge behandeling is bepaald op 16 december a.s.
…
De discussie tussen dhr. V. en mij gaat vrijwel steeds over de (on)-genoegzaamheid van de bewijsstukken; aan zijn eigen waarnemingen en verklaringen heb ik niets. Zolang hij eisende wil optreden, rust toch op hem c.q. C. de bewijslast van alle stellingen. Veel administratie blijkt te zijn verdwenen, ook de personeelsdossiers zijn incompleet of ontbreken."
2.13 Bij brief van 19 september 2008 heeft klager verweerder verzocht om de dossierstukken te mogen ophalen.
2.14 Bij brief van 22 september 2008 heeft verweerder aan de vennootschap onder meer geschreven:
“Inzake E. V. heb ik tegen de ontbindingsbeschikking een beroepschrift ingediend bij het gerechtshof te Amsterdam. De mondelinge behandeling is bepaald op 16 december a.s.; er is tot nu toe geen verweerschrift ingediend.
Ervan uitgaande dat u wilt dat kantoor Abma de behandeling van deze zaak van mij overneemt, bericht ik u dat na betaling van mijn honorarium, begroot op € 850,-- exclusief kantoorkosten en BTW, alsmede de verschotten, te begroten op € 600,-- ter zake griffierecht en de procureurskosten tezamen, ik bereid ben dit dossier aan mr. Abma over te dragen.…"
2.15 Bij brief van 23 september 2008 heeft klager verweerder om informatie gevraagd alsmede gevraagd om zijn dossier te mogen ophalen. In deze brief heeft klager onder meer geschreven:
“Weer is een dag voorbij, de tijd dringt en wij hebben nog niets van u gehoord.
(…)
Wij vinden het niet erg als de dossiers door elkaar liggen, wij kunnen dat zelf wel weer op orde krijgen als we er even aan beginnen maar wij hebben alles nu nodig zodat mr A. (red.) en zijn kantoor snel aan de slag kunnen
Laat ons even weten waar en welk uur, morgen in de namiddag kan de klager (red.) bij u zijn om alles op te halen.
(…)”
2.16 Bij brief van 5 oktober 2008 heeft verweerder de vennootschap bericht dat hijzijn werkzaamheden opschort wegens betalingsachterstand van twee termijnen.
KLACHT
3. Klager verwijt verweerder dat deze:
a. één of meer zaken onzorgvuldig en ondeskundig behandeld heeft;
Ter toelichting heeft klager gesteld dat verweerder in de zaak E. V. de onderneming onjuist heeft geadviseerd en onder meer verzuimd heeft om in de processtukken onjuist vermeld salaris te corrigeren en bewijsstukken over te leggen. Bovendien heeft verweerder in de hoger beroep procedure verzuimd klager te vergezellen naar de zitting van 16 december 2008, alsmede is verweerder in gebreke gebleven om het procesdossier in eerste aanleg over te leggen.
In de arbeidszaak tegen S. heeft verweerder geen voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, terwijl in de loonvorderingsprocedure tegen S. een te hoog salaris gehanteerd is.
In de procedure tegen L. heeft verweerder op 10 september 2007 ten onrechte verstek laten gaan omdat hij de zitting vergeten was. Verweerder heeft noch klager noch diens onderneming daarvan op de hoogte gesteld.
Verweerder heeft ondanks toezeggingen aan klager om een voormalige advocaat aansprakelijk te stellen, deze advocaat niet aansprakelijk gesteld. Klager heeft wel de nodige kosten gemaakt.
Verweerder heeft in een aantal zaken niet de bereidheid gehad om te trachten een minnelijke regeling te treffen met de wederpartij.
b. verzuimd heeft om voor klager een toevoeging aan te vragen;
c. zijn werkzaamheden heeft opgeschort, dan wel beëindigd wegens het onbetaald blijven van facturen, terwijl alle facturen waren voldaan en
d. geweigerd heeft diverse dossier(stukken) te retourneren.
VERWEER
4. Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:
4.1 Verweerder stelt dat de gemachtigde van klager niet deugdelijk gemachtigd is om namens klager een klacht in te dienen.
4.2 Verweerder heeft van klager vernomen dat klager van oordeel is dat verweerder alle proceshandelingen na overleg met klager en met klagers instemming heeft verricht. Voorts heeft klager er in een aantal zaken voor gekozen om een aantal zaken zelf op te lossen of om zonder verweerder naar zittingen te gaan.
4.3 Het staat verweerder voorts niet vrij om inhoudelijk over de diverse zaken uit te wijden, aangezien de zaken aangemeld zijn bij de aansprakelijkheidsverzekeraar.
4.4 Verweerder heeft veelvuldig telefonisch overleg gevoerd met klager. Klager heeft de heer L. ontslagen zonder voorafgaand overleg met verweerder. Er is een verstekvonnis gewezen omdat verweerder noch van de advocaat van de heer L. noch van klager een afschrift van de uitgebrachte dagvaarding ontvangen had. Verweerder heeft evenwel zorggedragen voor het tijdig laten uitbrengen van een verzetdagvaarding. Verweerder is van oordeel dat het ingestelde appel in de zaak van de heer L. een redelijke kans van slagen had.
4.5 Bij de onderneming was sprake van een financiële warboel. Er staan nog diverse nota’s betreffende verschotten in de diverse procedures open.In de zaak tegen de zoon van klager zag verweerder zich genoodzaakt zijn werkzaamheden op te schorten in verband met het onbetaald blijven van zijn declaraties.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Naar aanleiding van het verweer dat de gemachtigde van klager niet deugdelijk gemachtigd is, heeft klager bij repliek de eerder door zijn gemachtigde ingediende klacht ondertekend aan de Raad doen toekomen. De Raad is voorts bij de zitting gebleken dat klager de ingediende klachten onderschrijft en handhaaft.
5.2 Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.
Ad klachtonderdeel a.
5.3 Het is in beginsel niet aan de Raad om in een tuchtzaak de door de advocaat verrichte werkzaamheden inhoudelijk te beoordelen. Dit is alleen anders indien uit het dossier aanstonds blijkt dat de advocaat te kort is geschoten.Dat betekent dat de Raad ter zake van de klachten met betrekking tot de onjuiste advisering, het onjuiste salaris en het niet doen van een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding geen tuchtrechtelijk oordeel zal uitspreken, nu niet aanstonds duidelijk is dat verweerder ter zake tekort geschoten is.
5.4 Verder is niet komen vast te staan dat verweerder toegezegd heeft een voormalige advocaat van klager aansprakelijk te stellen en evenmin dat verweerder niet de bereidheid heeft gehad om een minnelijke regeling te treffen met een wederpartij.
5.5 De advocaat is gehouden om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en om deze informatie, feiten en/of afspraken, waar nodig, ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil schriftelijk aan de cliënt te bevestigen.
5.6 Verweerders stelling dat alle door hem verrichte feitelijke handelingen of proceshandelingen verricht zijn op basis van (voor)overleg met klager en/of aan de hand van concept-teksten heeft klager bij repliek betwist.
5.7 De Raad heeft in het dossier geen schriftelijke bevestiging aangetroffen van het door verweerder beweerdelijk gegeven advies in de zaak tegen de zoon van klager, alsmede in de echtscheidingsprocedure van klager zelf.
5.8 De Raad heeft evenmin een schriftelijke bevestiging aangetroffen van verweerder aan klager dat verweerderklager ter zitting van 16 december 2008 bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage in de zaak van L. niet zou bijstaan. Hetzelfde geldt ten aanzien van het verweer dat gevoerd is tegen de verzoeken van S. en de zoon van klager. Een schriftelijke inschatting van de procesrisico’s in geval van het instellen van een hogere voorziening heeft de Raad evenmin aangetroffen.
5.9 De Raad heeft ook ten aanzien van de andere door verweerder behandelde zaken geen enkele bevestiging van met klager gemaakte afspraken, gegeven adviezen en dergelijke aangetroffen.
5.10 Verder blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 16 december 2008 dat verweerder in gebreke is gebleven om aan het hof het procesdossier uit eerste aanleg over te leggen. Verweerder heeft daarvoor geen genoegzame verklaring gegeven.
5.11 Voorts heeft verweerder geen deugdelijke verklaring gegeven voor het feit dat er in de zaak tegen werknemer L. geen verweer gevoerd is en er dientengevolge een verstekvonnis gewezen is door de Rechtbank Haarlem op 20 september 2007. Evenmin is gebleken dat verweerder klager daarvan op de hoogte heeft gesteld.
5.12 De Raad houdt het er voor dat verweerder niet althans onvoldoende gevolg heeft gegeven aan de op hem rustende verplichting om belangrijke informatie, afspraken of adviezen schriftelijk vastleggen en dat verweerder ook op andere punten te kort geschoten is bij de behandeling van de zaken van klager.
5.13 Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel b.
5.14 Op een advocaat rust de verplichting om met zijn cliënt aan het begin van een zaak, en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat, te overleggen of de cliënt wellicht in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Dit is alleen anders indien de advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Indien een cliënt in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtsbijstand, doch hiervan afziet, dient de advocaat dit schriftelijk vast te leggen.
5.15 Uit het dossier blijkt dat verweerder klager in twee zaken, bij brieven van 26 juni 2007, gewezen heeft op het bestaan van de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Uit deze brieven, noch uit de overige stukken in het klachtdossier heeft de Raad kunnen vaststellen dat verweerder met klager overleg gevoerd heeft over de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtsbijstand of dat verweerder met klager hierover overlegd heeft nadat hem gebleken was van betalingsproblemen bij klager en de besloten vennootschap. Ten aanzien van de andere door verweerder behandelde dossiers zijn er geen stukken in het klachtdossier aanwezig die zien op door verweerder met klager gemaakte financiële afspraken. Noch gesteld noch gebleken is voorts dat verweerder goede grond had om aan te nemen dat klager niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand.
5.16 Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel c.
5.17 Gesteld noch gebleken is dat verweerder klager of de besloten vennootschap op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen om zijn werkzaamheden op te schorten en van de reden die hij daarvoor had.
5.18 Uit het dossier volgt dat verweerder bij faxbrief van 5 oktober 2008, zonder nadere aankondiging, zijn medewerking (de Raad leest zijn werkzaamheden) heeft opgeschort. Verweerder heeft in deze brief klager niet gewezen op de gevolgen van het opschorten van zijn medewerking en de maatregelen die klager diende te treffen in verband met deze opschorting.
5.19 Een advocaat is gehouden om, indien hij de aan hem verstrekte opdracht neerlegt, dit op zorgvuldige wijze te doen en er daarbij voor te zorgen dat de cliënt daar zo min mogelijk nadeel van ondervindt. Verweerder heeft door zijn medewerking zonder nadere aankondiging op te schorten en klager niet te wijzen op de gevolgen en de te nemen maatregelen niet de vereiste zorgvuldigheid jegens klager in acht genomen.
5.20 Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel d.
5.21 Een advocaat dient behoedzaam gebruik te maken van zijn recht op retentie. Vast staat dat klager een aantal malen verweerder verzocht heeft om dossiers aan hem te retourneren. Klager heeft zijn klacht ter zitting nog nader toegelicht. Uit het dossier heeft de Raad niet kunnen vaststellen dat verweerder op de verzoeken van klager om teruggave van de dossiers heeft gereageerd, laat staan dat hij daaraan gevolg heeft gegeven.
5.22 Het niet overdragen van dossiers aan een cliënt, terwijl de cliënt herhaaldelijk hierom verzoekt en het niet informeren van de cliënt van de reden van het achterhouden van de dossiers, acht de Raad in strijd met de zorgvuldigheid die de advocaat dient te betrachten.
5.23 Het klachtonderdeel is derhalve gegrond.
MAATREGEL
6.1 De Raad neemt uitdrukkelijk in aanmerking dat de onderhavige klachtzaak niet op zichzelf staat, doch dat er op 23 mei 2011 nog vier klachten tegen verweerder behandeld zijn. De klachten zijn bekend onder nummers R. 3584/10.214, R. 3601/11.03, R.3626/11.28 en R. 3641/11.43. De onderhavige klacht is in alle klachtonderdelen door de Raad gegrond bevonden. De klachten in de ander zaken zijn eveneens alle door de Raad gegrond bevonden.
6.2 De genoemde klachtdossiers alleen en in onderlinge samenhang beziende is de Raad van oordeel dat verweerder structureel nalaat om naar aanleiding van verzoeken en klachten van cliënten tijdig te reageren en cliënten van de nodige informatie te voorzien. Voorts heeft verweerder in de zaken met nummer R. 3584/10.214, R. 3626/11.28 en R. 3641/11.43 onder meer verzuimd om van belang zijnde (financiële) afspraken vast te leggen, en/of inzicht te geven in de door hem verrichte (en gefactureerde) werkzaamheden, terwijl in de zaken R. 3641/11.43 en R. 3626/11.28 verweerder door hem op de derdengeldrekening ontvangen bedragen onder zich heeft gehouden en niet aanstonds, en evenmin na herhaald verzoek van cliënten, heeft doorbetaald.
6.3 Het baart de Raad zorgen dat verweerder, ondanks eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen - waaronder ook een door het Hof van Discipline opgelegde voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening - die eveneens voor een groot deel betrekking hadden op het niet (tijdig) reageren op klachten en vragen van cliënten en het verwaarlozen van de belangen van deze cliënten betrof, kennelijk geen althans geen afdoende maatregelen heeft genomen om klachten als hier aan de orde te voorkomen.
6.4 Voorts in aanmerking nemende dat verweerder in het kader van de klachtbehandeling summier heeft gereageerd en dat hij niet ter zitting is verschenen om een toelichting te geven, is de Raad van oordeel dat in het belang van de rechtzoekenden aan verweerder het recht van praktijkuitoefening moet worden ontzegd. Verweerder heeft door zijn handelen en/of nalaten bij vele rechtzoekenden het vertrouwen in de advocatuur geschaad.
BESLISSING
7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
verklaart de klacht gegrond;
legt aan verweerder de maatregel op van schrapping van het tableau.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. J.C. van den Dries, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, mr. J.E. van der Wilk, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, plv. griffier, en uitgesproken door mr. M.F. Baaij voornoemd, ter openbare zit¬ting van 11 juli2011.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.