ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1823 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3555/10.185

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1823
Datum uitspraak: 04-07-2011
Datum publicatie: 13-07-2011
Zaaknummer(s): R. 3555/10.185
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is belanghebbende want rechtstreeks in zijn belang getroffen nu verweerder in een krantartikel, hoewel niet voor ieder herkenbaar, aan zijn kantoor heeft gerefereerd en zich over een door dat kantoor behandelde zaak negatief heeft uitgelaten. Niet is komen vast te staan dat verweerder met het bewuste artikel klager in diskrediet heeft willen brengen. Geen gronden voor het verzet aangevoerd. Verzet ongegrond.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 31 maart 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 9 november2010 ontvangen door de Raad.

1.2 Bij beslissing van 15 november 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 18 november 2010.

1.3 Bij fax gedateerd 1 december 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 30 mei 2011. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

2. DE KLACHT EN HET VERZET

2.1 Klager verwijt verweerder dat hij in een artikel, gepubliceerd op de opiniepagina van [naam] van 1 februari 2010, het kantoor van klager in diskrediet heeft gebracht en klager opzettelijk heeft gekrenkt en gegriefd. Klager heeft voorts gesteld dat verweerder als advocaat de publiciteit heeft gezocht om moedwillig haat te zaaien jegens klager en klager te kwetsen. Ten slotte heeft klager gesteld dat hij door het betreffende artikel cliënten is kwijtgeraakt.

De gronden van het verzet

Klager heeft geen gronden voor het verzet aangevoerd.

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de aanleiding voor het gewraakte artikel was gelegen in het feit dat kort daarvoor een Haagse advocaat die veel vreemdelingenzaken behandelde, naar aanleiding van klachten voor onbepaald tijd in de uitoefening van de praktijk was geschorst. Volgens de media zou het om een incident gaan maar verweerder kon uit zijn tienjarige ervaring als advocaat helaas talloze voorbeelden van dergelijke praktijken noemen. Hij heeft gemeend daarvoor aandacht te moeten vragen, zeker nu het ging om een kwetsbare doelgroep die moeilijk te organiseren is en geen eigen platform heeft om misstanden aan de kaak te stellen.

In zijn artikel heeft verweerder een door het kantoor van klager behandelde zaak als voorbeeld genoemd, waarbij hij niet de naam van het kantoor of klager heeft genoemd maar slechts de algemene aanduiding “Leids rechtskundig adviseur“ had gebruikt. Volgens hem is dat voldoende onbepaald. Naar zijn mening is klager dan ook geen belanghebbende bij zijn gedraging, nu die niet tegen klager persoonlijk was gericht maar de wanpraktijken in het algemeen aan de kaak stelde. Het ging volgens verweerder om een opiniërend artikel, bedoeld om uit te nodigen tot debat.

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 Met de plaatsvervangend voorzitter is de Raad van oordeel dat klager als belanghebbende kan worden aangemerkt. De Raad onderschrijft gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, ook overigens de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter van 15 november 2010.

4.2 Door klager zijn in het verzet geen gronden aangevoerd, anders dan een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht. Dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter op 15 november 2010 heeft gegeven.

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. J.A. van Keulen en mr. P.O.M. van Boven-de Groot, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier,en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2011.

griffier voorzitter