ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1803 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3710/11.111

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1803
Datum uitspraak: 23-05-2011
Datum publicatie: 13-07-2011
Zaaknummer(s): R. 3710/11.111
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Hoewel de Advocatenwet geen algemene termijnen kent voor verval of verjaring van het klachtrecht, brengt het beginsel van rechtszekerheid met zich mee dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat een klacht over zijn verrichtingen binnen een redelijke termijn worden ingediend, waarbij welke termijn als redelijk moet worden beschouwd afhankelijk is van de omstandigheden van het geval.

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 25 april 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 16 mei 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij als raadsman van de dochter van klager jegens haar had dienen te betrachten. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij ten onrechte bij brief van 25 februari 1995 heeft geadviseerd over de (on)mogelijkheid om request civiel in te stellen betreffende een arrest in de gerechtelijke procedure tegen de verloskundige, die bij de geboorte van de dochter van klager betrokken was, in plaats van voor haar een medisch haalbaarheidsonderzoek in te stellen naar de juistheid van het oordeel van één of meer medische deskundigen in die procedure. Verweerder heeft voorts verzuimd klager te adviseren de deskundige(n) aansprakelijk te stellen. Tevens had verweerder klager moeten adviseren over een onmogelijke aansprakelijkstelling van de vorige advocaten van zijn dochter, die haar volgens klager onjuist hadden geadviseerd en bijgestaan.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Verweerder heeft in de periode januari en februari 1995 als raadsman voor de geestelijk gehandicapte dochter van klager opgetreden.

- Klager heeft de opdracht aan verweerder beëindigd op 26 februari 1995.

- Klager heeft bij brief van 5 maart 1995 een klacht tegen verweerder ingediend betreffende de door hem verleende juridische bijstand.

- Deze klacht is door de voorzitter van de Raad van Discipline ongegrond verklaard. Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld.

- Bij beslissing van 17 juni 1996 heeft de Raad van Discipline het verzet ongegrond verklaard.

Beoordeling van de klacht

4.1 De Advocatenwet kent geen algemene termijnen voor verval of verjaring van het klachtrecht. Het beginsel van rechtszekerheid brengt echter met zich mee dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat een klacht over zijn verrichtingen binnen een redelijke termijn worden ingediend, waarbij welke termijn als redelijk moet worden beschouwd afhankelijk is van de omstandigheden van het geval.

4.2 Klager heeft zich beklaagd over een advies van verweerder uit 1995. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat klager hem bij brief van 26 februari 1995 heeft bericht het contract met hem te beëindigen. Voorts heeft klager reeds eerder geklaagd over het optreden van verweerder en heeft de Raad bij beslissing van 17 juni 1996 een verzet tegen een kennelijk ongegrondverklaring van de klacht, onder meer behelzende onjuiste advisering, ongegrond verklaard.

4.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk te worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 23 mei 2011.

Voorzitter

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.