ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1607 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3664/11.66

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1607
Datum uitspraak: 04-04-2011
Datum publicatie: 29-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3664/11.66
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Schorsing voor onbepaalde tijd op grond van artikel 60ab Advocatenwet.

1. PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 18 maart 2011 heeft verzoeker een verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet ingediend bij de Raad van Discipline. Het verzoek is op 21 maart 2011 bij de Raad binnengekomen. 

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 28 maart 2011. Ter zitting is verzoeker verschenen, vergezeld van mr. B.D.W. Martens, lid van de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Tevoren had verweerder “Vooruitlopend op de zitting van 28-03-2011 (…)” een verweerschrift gefaxt. Hij is echter zonder bericht van verhindering niet verschenen. Hij heeft op 28 maart 2011 om 22.59 uur per fax te kennen gegeven dat hij die middag “Wegens verkeersomstandigheden (…)” de zitting gemist had.

2. HET VERZOEK EN DE GRONDSLAG

2.1 De deken heeft zich tot de Raad gewend met het verzoek:

- verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk en

- te bepalen bij wijze van voorziening, dat mr. [V.], advocaat te Amsterdam, de bevoegdheid heeft zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder en diens praktijkvennootschap wordt gevoerd en tot zijn archieven en boekhouding (waar die zich ook bevinden) desnoods met behulp van de sterke arm en dat deze advocaat in het belang van de cliënten van verweerder naar bevind van zaken die maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, een en ander zolang verzoeker dat geraden acht, en

- te bepalen dat mr. [V.} voornoemd verweerder vertegenwoordigt in het besturen van zijn praktijk en in het bestuur van de Stichting Beheer Derdengelden van zijn kantoor,

- te bepalen dat verweerder aan mr. [V.] voornoemd binnen vijf werkdagen na dagtekening van deze beslissing een voorschot zal voldoen op een door mr. [V] aan te wijzen rekening van vooralsnog € 7.500,- en vooralsnog € 1.500,- aan kosten van administratieve ondersteuning, alles exclusief BTW, welk bedrag hangende het onderzoek op verzoek van mr. [V] in overleg met verzoeker kan worden verhoogd en

- mr. [V] te machtigen om hetgeen hem aan voorschotten toekomt ten behoeve van zichzelf onder zich te nemen van de lopende rekeningen (niet zijnde de rekening derdengelden van het kantoor van verweerder) en

- een termijn te stellen voor het indienen van de klacht als bedoeld in artikel 60ab lid 4 Advocatenwet.

2.2 Voor dit verzoek heeft de deken als grond aangevoerd dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan, althans dat met betrekking tot verweerder een zeer ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. Dit oordeel heeft de deken gebaseerd op de volgende vier door hem aangevoerde gronden, die zowel afzonderlijk als in onderling verband bezien moeten worden.

Grond 1

2.3 De redactie van Tros Opgelicht?! heeft zich tot de deken gewend. Zij was bij e-mail van 23 september 2010 geïnformeerd over de verspreiding van een flyer door SOS Armoedebestrijding Nederland i.o., vertegenwoordigd door L. v. d. N, waarin een oproep was opgenomen om ten behoeve van mensen “die het moeilijk hebben door faillissement, echtscheiding, beslag, verblijfsvergunning enz.” , die graag willen werken maar geen rekening op hun naam kunnen hebben, bankrekeningen ter beschikking te stellen tegen een vergoeding van € 100,- per maand. Na een mailwisseling en telefoongesprek is er een afspraak gemaakt voor een gesprek op 8 februari 2011 tussen L. v. d. N. en twee redactieleden van Tros Opgelicht?! die zich voordeden als oma en kleinzoon. In dit gesprek heeft L. v. d. N. toegelicht dat SOS Armoedebestrijding tot doel heeft mensen te helpen die geen bankrekeningen kunnen openen vanwege faillissementen, echtscheidingen, verblijfsvergunningen etc. Daartoe zouden deelnemers/kandidaten dan een rekening ter beschikking moeten stellen. Die rekening zou op hun eigen naam komen, er zouden geen schulden worden gemaakt en telkens aan het einde van het jaar worden leeggehaald zodat er geen saldo zou hoeven worden opgegeven aan de fiscus. Desgevraagd antwoordt L. v. d. N. dat deze gang van zaken niet verboden is, maar dat de banken het niet willen hebben en de overheid dit soort dingen wil ontmoedigen. Voor het beschikbaar stellen van de rekening zou een vergoeding van € 100,- per maand worden voldaan. Instructies zouden per e-mail worden gegeven. SOS Armoedebestrijding zou niet zelf een paar honderd bankrekening beschikbaar kunnen stellen en daarom andere mensen nodig hebben.

2.4 Van een telefoongesprek met L. v. d. N. op 7 februari 2011 te 16.55 uur is een geluidsopname gemaakt. Volgens zowel de deken als mr. Martens, lid van de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden  is de stem van verweerder bij het beluisteren van deze opname goed herkenbaar.

2.5 Het gesprek op 8 februari 2011 tussen L. v. d. N. en de twee redactieleden is opgenomen met een verborgen camera. De deken stelt, evenals mr. Martens, de gefilmde man die zich voordeed als L. v. d. N., op deze beelden te herkennen als verweerder, ook al was deze vermomd met een pruik, een sik en een bril. Na afloop van dit gesprek is door een van de redacteuren van Tros Opgelicht?! waargenomen dat de persoon die zich voordeed als L. v. d. N in een auto met kenteken [kentekennummer] is gestapt. Dit kenteken staat op naam van de beheer BV van verweerder, waarvan verweerder enig bestuurder is.

2.6 Tijdens een onderzoek van Tros Opgelicht?! naar de ware identiteit van de man die zich heeft gepresenteerd als L. v. d. N als hiervoor omschreven, hebben (ook) diverse (andere) personen hem geïdentificeerd als verweerder. Verklaringen met die strekking van zeven personen, waaronder de redacteuren voormeld, zijn bij het verzoek gevoegd.

2.7 Op 4 maart 2011 heeft Tros Opgelicht?! verweerder nadat hij de rechtbank Den Bosch verliet, aangesproken en gefilmd. Verweerder is daarbij gevraagd om een verklaring voor het feit dat L. v. d. N in de auto met kenteken [kentekennummer] rijdt. Verweerder wenste niet met de medewerkers van Tros Opgelicht?! te praten en zei bij herhaling niet te weten waar zij het over hadden. L. v. d. N stelde hij niet te kennen. Verweerder heeft hierbij herhaaldelijk aangekondigd een kort geding te zullen starten wanneer de beelden zouden worden uitgezonden. De redactie van Tros Opgelicht?! heeft verweerder daarna nog herhaaldelijk per e-mail en telefonisch om een reactie gevraagd. Daar is echter nooit op gereageerd. De beelden van zowel de bespreking in het hotel met de man die zich voordeed als L. v. d. N als van het vraaggesprek met mr. X.  bij de rechtbank  te Den Bosch zijn aan de deken en mr. Martens getoond. De beelden bevestigen volgens de deken en mr. Martens dat L. v. d. N en verweerder dezelfde persoon zijn. Ook de betrokken redactieleden hebben verweerder geïdentificeerd als de persoon die zich voordeed als L. v. d. N.

2.8 Op basis van het voorgaande is het ernstig vermoeden gerezen dat verweerder zich schuldig maakt aan, althans betrokken is bij (een poging tot) oplichting, witwaspraktijken, fiscale fraude en/of andere strafbare feiten. In elk geval maakt verweerder zich volgens de deken schuldig aan zodanig onbetamelijk gedrag dat hij als advocaat met onmiddellijke ingang moet worden geschorst. Deze vermoedens worden volgens de deken ondersteund door de navolgende feiten en omstandigheden die naar voren zijn gekomen bij een lopend onderzoek naar de praktijk van verweerder.

Grond 2

2.9 Verweerder is opgetreden als advocaat voor mevrouw S. en de heer Van G. Ter vergoeding van zijn werkzaamheden voor een huurzaak heeft hij hen via diverse aan hem gelieerde vennootschappen en stichtingen ter vergoeding van zijn werkzaamheden en/of zekerheidsstelling van zijn vorderingen diverse overeenkomsten, schuldbekentenissen en verpandingsakten laten ondertekenen. Verzoeker acht de inhoud van de bedoelde overeenkomsten, schuldbekentenissen en akten onverenigbaar met de hoedanigheid van advocaat, hetgeen temeer klemt omdat verweerder als advocaat voor mevrouw S. en de heer Van G. is opgetreden. Het is een advocaat voorts niet geoorloofd om voor betaling van zijn declaratie andere zekerheid te aanvaarden dan een voorschot in geld, behoudens in bijzondere gevallen en dan slechts na overleg met de deken. Dat overleg heeft niet plaatsgevonden. Bovendien komt de hoogte van de voorgestelde bedragen van rechtskundige bijstand als excessief over. Mevrouw S. en de heer Van G. hebben deze gang van zaken in een schriftelijke verklaring bevestigd en daarin bovendien verklaard dat verweerder hen heeft geadviseerd en/of heeft aangezet tot het plegen van paulianeuze en/of strafbare feiten althans zodanig heeft geadviseerd als een advocaat niet past. Bovendien is de hoogte van de (voorgestelde) declaratie van verweerder ad € 200.000,- met betrekking tot de werkzaamheden die hij in een huurzaak zou gaan verrichten, naar het oordeel van de deken excessief.

Grond 3

2.10 Verweerder heeft op 13 januari 2010 tezamen met een van zijn stichtingen het faillissement aangevraagd van S. BV. Verweerder heeft steeds ontkend dat hij als raadsman voor deze BV althans voor haar directeur/eigenaar de heer K., is opgetreden. Uit onderzoek in het kader van een tuchtrechtelijke klacht is echter gebleken dat verweerder op S. BV een vordering van € 754.000,- heeft ter zake van verbeurde dwangsommen. Ook overigens is volgens de deken vaststelbaar dat verweerder wel degelijk als advocaat voor S. BV werkzaamheden heeft verricht. Hij verwijst naar de uitspraak van de Raad d.d. 8 januari 2007. Mede gelet op deze uitspraak had het volgens de deken op de weg van verweerder gelegen met hem overleg te voeren over de faillissementsaanvraag, zeker nu de verzoekende partijen bij de faillissementsaanvraag zowel verweerder in persoon als een van de stichtingen waarvan verweerder de bestuurder is waren. Door op briefpapier van zijn kantoor te corresponderen wordt bovendien op zijn minst de schijn van ongeoorloofde belangenverstrengeling gewekt. Dat geldt ook voor het gegeven dat verweerder bestuurder is van de stichting die het faillissement verzocht. Verweerder heeft de deken en mr. Martens in elk geval tijdnes een op 21 juli 2010 hierover gevoerde bespreking verkeerd voorgelicht. 

Grond 4

2.11 Verweerder neemt stelselmatig een vijandige en aanvallende houding in jegens de deken als toezichthouder en volhardt daarin als hij daarop wordt aangesproken. Op 7 januari 2011 heeft verweerder in een telefoongesprek met een voormalig kantoorgenoot van de deken gezegd op zoek te zijn naar “vijanden” van de deken. Daarover is op 11 januari 2011 met verweerder een gesprek gevoerd. Tijdens dit gesprek heeft hij de desbetreffende uitlating erkend en overigens een vijandige en agressieve houding aangenomen, onder meer door te stellen dat ook tegen de deken geconfronteerd kan worden met publicaties op internet. Op een schriftelijk verzoek van de deken aan verweerder om schriftelijk zijn excuses aan te bieden voor het benaderen van relaties van de deken en het vorsen van zijn omgeving , in welke brief de deken verweerder ook zijn bereidheid heeft aangegeven om in overleg te treden over de benoeming van een onderzoekscommissie heeft verweerder niet gereageerd. Op basis van het feit dat verweerder op zakelijke handelingen van de deken reageert met acties gericht tegen de deken in privé,  is verzoeker van oordeel dat verweerder als advocaat niet over de voor een behoorlijk advocaat vereiste professionaliteit beschikt en stelselmatig tracht toezicht te belemmeren door op onbetamelijke wijze in de aanval te gaan. Dat heeft hij bij de vorige deken ook reeds gedaan.

2.12 De deken wijst er voorts op dat verweerder een tuchtrechtelijk verleden heeft.

3. HET VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen het verzoek schriftelijk verweer gevoerd, welk verweer in de ochtend van 28 maart 2011 per telefax bij de Raad van Discipline is binnengekomen. De door de deken verzochte voorziening heeft zijns inziens betrekking op de in paragraaf 4b Advocatenwet geregelde procedure en is niet van toepassing op onderhavige in paragraaf 4a Advocatenwet geregelde procedure. De verzochte voorziening is volgens verweerder – met uitzondering van het schorsingsverzoek als zodanig – in strijd met de mensenrechten, de grondrechten en burgerrechten, onder meer voorzien in artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR en is in elk geval voor wat betreft de verzochte ingangsdatum zeer schadelijk voor de belangen van zijn cliënten. Bovendien stelt verweerder niet over een praktijkvennootschap te beschikken zodat de voorzieningen daarop in elk geval geen betrekking kunnen hebben. Daar komt nog bij dat mr. V.  geen opsporingsambtenaar is (terwijl het onderzoek naar Grond 1 wel door bevoegde opsporingsambtenaren hoort plaats te vinden) en onderzoek voor het overige overbodig is omdat de deken reeds over alle relevante stukken beschikt althans verweerder die op eerste verzoek zal verstrekken althans niet voorhanden zijn. Voor het ten laste van verweerder brengen van de onderzoekskosten ontbreekt elke basis volgens verweerder.

3.2 Ten aanzien van de specifieke onderdelen voert verweerder nog het volgende aan.

Ad  Grond 1

3.3 Verweerder is niet bekend met de persoon L. v. d. N noch met de door de deken in relatie tot hem genoemde feiten, omstandigheden en gegevens. Van (poging tot) oplichting door verweerder is geen sprake. De personen die in dit verband een verklaring ten laste van verweerder hebben afgelegd zijn vijanden van verweerder dan wel zijn verweerder niet bekend. De deken en mr. Martens zijn niet bij het gesprek met L. v. d. N aanwezig geweest en kunnen in dat verband dus niet juist verklaren. Wel erkent verweerder dat zijn beheer B.V. kentekenhoudster is van de auto met kenteken [kentekennummer]. Deze auto wordt volgens verweerder door diverse personen gebruikt, maar verweerder is niet op de genoemde datum in het genoemde Hotel geweest.

3.4 Verweerder wordt sinds medio 2005 geconfronteerd met een omvangrijke laster- en terreurcampagne. Zijn identiteit wordt op internet herhaaldelijk vervalst en misbruikt. Er circuleert op internet zelfs een vervalsing van een veroordelend vonnis waarin de naam van de veroordeelde is vervangen door die van verweerder.  Verweerder ontkent dat Tros Opgelicht?! hem om een reactie heeft gevraagd, dat hij post of een e-mail zou hebben gekregen en dat zijn kantoor door Tros Opgelicht?! zou zijn benaderd.

3.5 Verweerder heeft zich niet schuldig gemaakt aan althans is niet betrokken bij (poging tot) oplichting, witwaspraktijken, fiscale fraude en/of andere strafbare feiten.

Ad Grond 2

3.6 Anders dan de deken stelt is verweerder niet voor S. of Van G. als advocaat opgetreden in een huurzaak. Daartoe bestond wel een voornemen maar omdat Van G. onverwachts werd aangehouden, in voorlopige hechtenis werd genomen en zich uiteindelijk door een andere advocaat heeft laten bijstaan, is het niet tot uitvoering gekomen. De overeenkomsten waarop de deken doelt zijn gesloten met een stichting van verweerder, maar het voorstel daartoe kwam niet van hem maar van S. en Van G. Ook ten aanzien hiervan geldt dat het niet tot uitvoering is gekomen. Aangezien  S. en Van G. op toerekenbare wijze tekortgeschoten zijn in de nakoming van de met bedoelde stichting gesloten overeenkomsten door een andere advocaat in te schakelen. Om die reden is ook niet het voorschot in geld voldaan.

3.7 Verweerder ontkent S. en/of Van G. te hebben aangezet tot het plegen van paulianeuze en/of strafbare feiten. Integendeel. Hij heeft juist alles in het werk gesteld Van G. van het plegen van zeer ernstige strafbare feiten af te houden.

Ad Grond 3

3.8 Anders dan de deken stelt is de heer K. geen cliënt van verweerder geweest. Over de kwestie tussen de heer K. en verweerder is reeds een disciplinaire procedure gevoerd en daarnaast is de kwestie nog onder de civiele rechter. Van misleiding is ook geen sprake.

Ad Grond 4

3.9 Medio 2010 zijn bij verweerder nadere vermoedens gerezen van een ambtelijke samenzwering tussen de Deken en bepaalde leden van de rechterlijke macht en het justitieel bestuur. Tijdens een zitting zou de voorzitter van het hof Den Haag op vijandige toon hebben uitgeroepen “Houdt die [verweerder] nog kantoor in [plaatsnaam], tot ergernis van de Haagse deken?”. De deken heeft ontkend de desbetreffende voorzitter te kennen. Dat is niet geloofwaardig. De deken heeft voorts ontkend betrokken te zijn bij een ambtelijke samenzwering tegen verweerder. Verweerder heeft echter geconstateerd dat de deken, mr. Martens en een staffunctionaris van het Bureau van de Orde valsheid in geschrifte hebben gepleegd bij is opstellen van het gespreksverslag naar aanleiding van een bespreking d.d. 11 januari 2011 van de Haagse Raad van Toezicht. Verweerder erkent een onderzoek ingesteld te hebben naar de juistheid van geruchten omtrent een vermeend gebrek aan integriteit bij de deken en dat hij daarbij een oud-kantoorgenoot van de deken benaderd heeft.

DE BEOORDELING VAN HET VERZOEK

4.1 Het verzoek strekt tot schorsing met onmiddellijke ingang van verweerder in de uitoefening van de advocatenpraktijk.  Inwilliging van een dergelijk verzoek is ingevolge artikel 60ab Advocatenwet slechts mogelijk indien jegens verweerder een ernstig vermoeden is gerezen van een handelen of nalaten waardoor enig door artikel 46 Advocatenwet beschermd belang zeer ernstig is geschaad of dreigt te worden geschaad. De Raad overweegt in dit verband als volgt.

4.2 De Raad heeft ter zitting kennisgenomen van de beeld- en geluidsopnamen, welke zijn opgeslagen op een USB stick die na de zitting ter griffie van de Raad is gedeponeerd. De deken en mr. Martens zijn stellig in hun uitlating dat L. v. d. N dezelfde persoon is als verweerder. Zij hebben verweerder meerdere malen op het bureau gesproken en herkennen in L. v. d. N de stem, de motoriek, maar ook het gezicht en de kleding van verweerder. Ook vijf andere personen, die bij een positieve herkenning van verweerder geen zelfstandig belang hebben, hebben verklaard dat L. v. d. N en verweerder dezelfde persoon zijn. Onder hen ook de redacteur/verslaggever die verweerder zowel met als zonder vermomming heeft gezien.

4.3 Verweerder is diverse malen in de gelegenheid gesteld om gemotiveerd aan te geven waarom hij niet L. v. d. N is of kan zijn. Dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft steeds volstaan met een blote ontkenning. Daarbij komt dat hij geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat de auto waarin Karel van der Linden rijdt, op naam van zijn beheer BV staat, en dat terwijl hij stelt L. v. d. N niet te kennen. Zijn niet nader toegelichte stelling dat deze auto door “diverse personen”  is en wordt gebruikt is  - zeker in het licht van de ernst van de verdenking- volstrekt onvoldoende. Nu verweerder bovendien zonder tijdig bericht van verhindering niet ter zitting is verschenen, heeft hij de Raad de mogelijkheid ontnomen om hem om een reactie op het ter zitting getoonde beeldmateriaal te vragen. Daaraan verbindt de Raad de gevolgtrekkingen die hij geraden acht. De raad acht de mededeling van verweerder, laat in de avond gefaxt, dat hij “wegens verkeersomstandigheden” verhinderd was geweest de zitting bij te wonen, niet geloofwaardig, zeker niet nu de Raad toen op het geplande aanvangstijdstip van de zitting bleek dat verweerder er niet was alle bij de Raad bekende telefoonnummers van verweerder heeft gebeld maar geen contact met hem heeft kunnen krijgen.

4.4 Gelet op het voorgaande acht de Raad in hoge mate aannemelijk dat L. v. d. N dezelfde persoon is als verweerder. Dat de handelwijze van L. v. d. N duidt op (een poging tot) oplichting, witwaspraktijken, fiscale fraude en/of andere strafbare feiten is tussen partijen niet in geschil. Los daarvan is de Raad is met de deken van oordeel dat het geconstateerde gedrag zodanig onbetamelijk voorkomt dat dit op zichzelf reeds de onmiddellijke schorsing ex artikel 60ab Advocatenwet van verweerder rechtvaardigt. Dat klemt te meer indien die gedraging worden bezien in samenhang met overige aan het verzoek ten grondslag gelegde bezwaren. Daaraan doet niet af dat die bezwaren deels nog in onderzoek zijn. Het betreft hier immers juist een spoedvoorziening.

4.5 Nu een dergelijke schorsing enkel zinvol is en kan zijn wanneer daarbij tevens voorzieningen worden getroffen, en de verzochte voorzieningen de Raad redelijk en ook noodzakelijk voorkomen in het kader van het te verrichten onderzoek, zullen ook die worden toegewezen. De Raad passeert daarbij de door verweerder op dat punt geuite bezwaren. Dat dergelijke voorzieningen passend zijn blijkt ook uit de tuchtrechtelijke jurisprudentie (onder meer Raad van Discipline Arnhem 14 juli 2010)

4.6 Nu de deken ter zitting te kennen heeft gegeven dat zijn onderzoeken naar de feiten onder 2 tot en met 4 zo goed als afgerond zijn, zal de termijn voor indiening van de klachten en/of bezwaren door de Raad op veertien dagen worden gesteld.

DE BESLISSING

De Raad:

- schorst verweerder op de voet van artikel 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk als advocaat;

- bepaalt dat de deken de aan het onderhavige verzoek ten grondslag gelegde klachten en/of bezwaren binnen veertien dagen na dagtekening

van deze beslissing schriftelijk ter kennis van de Raad brengt;

- bepaalt bij wijze van voorziening dat mr. V., advocaat te Amsterdam, de bevoegdheid heeft zich toegang te verschaffen tot de ruimte waarin de praktijk van verweerder en diens praktijkvennootschap wordt gevoerd en tot zijn archieven en boekhouding (waar die zich ook bevinden), desnoods met behulp van de sterke arm, en dat deze advocaat in het belang van de cliënten van verweerder naar bevind van zaken die maatregelen mag nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, een en ander zolang de deken dat geraden acht;

- bepaalt dat mr. V. verweerder vertegenwoordigt in het bestuur van de praktijkvennootschap van verweerder en van de stichting beheer derdengelden van dat kantoor, zulks met uitsluiting van verweerder zelf;

- bepaalt dat verweerder aan mr. V. binnen vijf dagen na dagtekening van deze beslissing een voorschot dient te voldoen op een door mr. V. aan te wijzen rekening van vooralsnog € 7.500,- en vooralsnog € 1.500,- aan kosten van administratieve ondersteuning, alles exclusief BTW, totaal derhalve € 9.000,- exclusief BTW, welk bedrag hangende het onderzoek op verzoek van mr. V. in overleg met de deken kan worden verhoogd;

- machtigt mr. V. om hetgeen hem aan voorschotten toekomt, telkens als dat aan de orde is, ten behoeve van zichzelf onder zich te nemen van de lopende rekeningen (niet zijnde de rekening derdengelden) van het kantoor van verweerder.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. G.J. Schipper en mr. P.O.M. van Boven – de Groot, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 (is het niet nodig om hier (ook) naar art, 60 ad te verwijzen waarin de appeltermijn voor een spoedprocedure als de onderhavige vastgelegd is?) Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.