ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1593 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3627/11.29a en b

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1593
Datum uitspraak: 16-02-2011
Datum publicatie: 26-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3627/11.29a en b
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Verloop van de procedure

1 Bij brieven van 7 juni en 2 juli 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam is het dossier op 28 januari 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. ten onrechte spoedappel heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 januari 2010 en willens en wetens een onjuiste procedure heeft gevolgd. De advocaat van de wederpartij zou een klacht tegen verweerder hebben ingediend;

b. heeft geweigerd een kort geding aanhangig te maken tegen het Openbaar Ministerie, parket Rotterdam, voor het opvragen van ontbrekende processtukken in het dossier van het taxi-incident. Voorts verwijt klager verweerder dat hij heeft geweigerd een derde kort geding aanhangig te maken, nadat duidelijk was geworden dat de advocaat van de wederpartij weigerde stukken te overhandigen;

c. een door het gerechtshof ’s-Gravenhage bij brief van 15 maart 2010 voorgestelde mogelijkheid tot mediation of comparitie in de procedure tegen de Regiopolitie niet met klager heeft besproken althans de bewuste brief van 15 maart 2010 voor klager heeft achtergehouden;

d. klager onheus heeft behandeld en geïntimideerd in het bijzijn van de heer Van W.;

e. zonder medeweten van klager een bezwaarschrift heeft ingediend bij de raadkamer ex artikel 32 juncto 51 Wetboek van Strafvordering;

f. klager heeft benadeeld door zijn handelwijze, waardoor klager schade heeft geleden.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klager is op 24 en 25 januari 2009 betrokken geweest in een ruzie met een taxichauffeur, hierna aangeduid als “het taxi-incident”.

- Bij vonnis van 21 januari 2010 van de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam is klager verboden om verdere klachten in te dienen en/of aangiften te doen tegen de politie en/of haar medewerkers. De voorzieningenrechter heeft voorts bepaald dat klager een dwangsom verbeurde van € 100,00 per overtreding van de verschillende verboden met een maximum van € 50.000,00.

- Klager is op 26 januari 2010 door het Juridisch Loket verwezen naar verweerder.

- Verweerder heeft bij appeldagvaarding van 12 februari 2010 namens klager hoger beroep tegen voornoemd vonnis ingesteld.

- Bij herstelexploot van 22 februari 2010 heeft verweerder het gerechtshof ’s-Gravenhage verzocht deze zaak als spoedappel te behandelen en heeft verweerder tevens de memorie van grieven ingediend.

- Verweerder heeft klager ook in een aantal strafzaken bijgestaan, totdat klager op 22 april 2010 het vertrouwen in verweerder heeft opgezegd.

- Verweerder heeft klager op 27 april 2010 de twee strafdossiers overhandigd.

- Op verzoek van klager is medio juni 2010 de appelprocedure bij het gerechtshof voornoemd geroyeerd.

Beoordeling van de klacht

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder kennelijk onjuist is opgetreden en heeft geadviseerd, als gevolg waarvan de belangen van klager zijn geschaad of hadden kunnen worden geschaad. Evenmin is gebleken dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan dan wel niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem als zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat klager heeft ingestemd met het spoedappel en dat de memorie van grieven in overleg met klager is opgesteld. Niet is gebleken dat de belangen van klager zijn geschaad bij de latere indiening van de memorie van grieven bij herstelexploot. Voorts kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld dat de advocaat van de wederpartij een klacht heeft ingediend tegen verweerder.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.3 Vast staat dat verweerder twee maal op verzoek van klager een kort geding procedure aanhangig heeft gemaakt en vervolgens heeft moeten aanhouden. Na 22 april 2010 trad verweerder niet meer op als advocaat van klager. Een derde – door verweerder aanhangig gemaakt – kort geding lag dan ook niet meer in de rede.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.4 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld de stelling van klager dat verweerder de bewuste brief van het gerechtshof voor klager heeft achtergehouden. Verweerder heeft zulks gemotiveerd betwist. Nu klager verzocht heeft om royement van deze procedure ontbreekt ter zake het belang van klager bij dit klachtonderdeel.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.5 Niet kan worden vastgesteld de stelling van klager dat verweerder hem onheus heeft behandeld en/of klager heeft geïntimideerd. Het dossier biedt voor dit verwijt geen aanknopingspunten.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

4.6 Verweerder heeft betwist dat hij zonder medeweten van klager een bezwaarschrift heeft ingediend. Verweerder heeft voorts gesteld dat het bezwaarschrift diende om stukken op te vragen met betrekking tot het taxi-incident. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat klager bij de behandeling van het bezwaar aanwezig is geweest. Het dossier biedt ten aanzien van dit klachtonderdeel ook onvoldoende aanknopingspunten om de gegrondheid van dit verwijt vast te kunnen stellen.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

4.7 De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.

4.8 Gezien het voorgaande moeten de klachtonderdelen a tot en met f als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klachtonderdelen a tot en met f als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 16 februari 2011.

Plv. Voorzitter

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.