ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1580 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3645/11.47

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1580
Datum uitspraak: 25-03-2011
Datum publicatie: 26-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3645/11.47
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 9 oktober 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 25 februari 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a. klaagsters belangen niet naar behoren heeft behartigd;

b. zijn werkzaamheden niet overeenkomstig de met klaagster daaromtrent gemaakte afspraken, althans in strijd met de daarvoor geldende zorgvuldigheidseisen, heeft gedeclareerd.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klaagster heeft zich in november 2007 tot verweerder gewend inzake een ontbinding van een geregistreerd partnerschap.

- Verweerder heeft klaagster bij e-mail bericht van 9 november 2007  bericht omtrent de verleende opdracht, de algemene voorwaarden, het door verweerder gehanteerde uurtarief en voorschotnota ad € 690,00.

- Verweerder heeft op 9 november 2007 eveneens de toevoegingsaanvraag naar de Raad voor Rechtsbijstand gestuurd.

- Bij e-mail bericht van 23 november 2007 heeft verweerder het concept verzoekschrift tot ontbinding partnerschapsregistratie aan klaagster doen toekomen.

- Op 21 december 2007 heeft verweerder het verzoekschrift bij de Rechtbank ingediend.

- De toevoegingsaanvraag van klaagster is door de Raad voor Rechtsbijstand afgewezen. Een door klaagster tegen deze beslissing ingesteld bezwaar is afgewezen.

- Bij e-mail bericht van 28 februari 2008 heeft verweerder klaagster een nadere uitleg gegeven omtrent het verloop van de aanhangige verzoekschriftprocedure.

- Op 26 maart 2008 is de beschikking op het verzoek door de Rechtbank ’s-Gravenhage toegewezen.

- Verweerder heeft klaagster bij brief van 3 april 2008 de beschikking voornoemd doen toekomen en heeft klaagster erop gewezen dat deze beschikking in persoon moet worden betekend en anders in de Staatscourant gepubliceerd dient te worden. Voorts heeft verweerder aan klaagster uitgelegd wat de consequenties van het vorenstaande zijn.

- Op 25 augustus 2008 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage op verzoek van verweerder de beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

- Verweerder heeft klaagster in de periode november 2007 tot maart 2010 13 declaraties doen toekomen.

- Verweerder heeft in opdracht van klaagster op 23 maart 2010 een verzoekschrift machtiging te gelde maken ingediend bij de Rechtbank Den Bosch.

- Bij beschikking van 3 juni 2010 is dit verzoek toegewezen en is de wederpartij in de proceskosten veroordeeld.

Beoordeling van de klacht

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder kennelijk onjuist is opgetreden en heeft geadviseerd, als gevolg waarvan de belangen van klaagster is geschaad of hadden kunnen worden geschaad. Evenmin is gebleken dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan dan wel niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem als zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht. Uit de stukken volgt dat verweerder de zaak met voldoende voortvarendheid heeft aangepakt. Dat klaagster een snellere afwikkeling voor ogen had, maakt dat niet anders. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder door niet (altijd) aan de wensen van klaagster tegemoet te komen in strijd met de jegens klaagster in acht te nemen zorgvuldigheid heeft gehandeld. Klaagster maakt verweerder verwijten over feiten/ontwikkelingen die niet aan een verkeerd handelen van verweerder zijn toe te rekenen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.3 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder bij e-mailbericht van 9 november 2007 zijn uurtarief schriftelijk aan klaagster heeft bevestigd. Verweerder heeft derhalve geen totaalbedrag met klaagster afgesproken. Het staat een advocaat vrij om aan de wensen van een cliënt betreffende zijn wijze van declareren tegemoet te komen, doch hij is daar niet steeds toe verplicht. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder door zijn wijze van declareren onzorgvuldig en/of tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster zou hebben gehandeld.

4.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. A.F.L. Geerdes, plaatvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 22 maart 2011.

Voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.