ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1505 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3432/10.62
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1505 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-01-2011 |
Datum publicatie: | 11-04-2011 |
Zaaknummer(s): | R. 3432/10.62 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Verweerder verleent vanaf mei 2002 rechtsbijstand aan klager in een letselschadezaak. Klacht (ingediend juli 2009) dat een ongeoorloofde no cure no pay afspraak is gemaakt en dat verweerder klager niet heeft geïnformeerd over het verloop van de zaak en van belang zijnde afspraken. Klacht gegrond. Berisping. |
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 1 juli 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 12 april 2010.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 juli 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Klager werd bijgestaan door mr. R.B. Gerretsen, advocaat te Rotterdam.
FEITEN
2.1 Sedert 6 mei 2002 behartigt verweerder de belangen van klager in een letselschadezaak in verband met een bedrijfsongeval op 20 november 2001.
2.2 Op 6 mei 2002 heeft klager een overeenkomst van opdracht aan verweerder getekend.
2.3 In de opdracht is onder meer het volgende opgenomen:
“(Klager)
Bevestigt hierbij opdracht te hebben gegeven aan Mr Drs D. (red.), kantoorhoudende te ’s-Gravenhage om hem/haar als gemachtigde/juridisch raadsman bij te staan inzake de hierboven kort aangeduide civiel letselschadezaak waarbij Mr Drs D. niet op toevoegingsbasis (pro deo) optreedt doch betalend op basis van een van te voren tussen ondergetekende en zijn/haar genoemd raadsman afgesproken vast totaal-honorarium inclusief BTW en exclusief verschotten van 30% (zegge: dertig procent) van het door de wederpartij(en) en/of derdenpartij(en) c.q. verzekeraar(s) ten behoeve van onderge-tekende ter zake verschuldigde schadevergoeding (inclusief BTW), vermeerderd met de door de wederpartij (periodiek) betaalde buitengerechtelijke kosten van Mr Drs D..”
2.4 Op 14 juli 2006 heeft verweerder een akte opgemaakt (overeenkomst van opdracht met verweerder) waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“In de werkzaamheden zijn begrepen de civiele aansprakelijkstelling van de wederpartij(en), eventuele schikkingsonderhandelingen, een eventuele voorlopige getuigenverhoor bij de recht-bank en een eventuele gerechtelijke civiele procedure bij de rechtbank in eerste aanleg (dus geen hoger beroep) waarbij Mr Drs D. niet op toevoegingsbasis (pro deo) op-treedt doch betalend op basis van een van te voren tussen ondergetekende en Mr Drs. D. afgesproken totaal-honorarium van 30.000,-- EURO, zeggen: dertigduizend EURO (inclusief BTW en exclusief verschotten en leges), doch vermeerderd met de door de wederpartij of derden (eveneens) (periodiek) betaalde buitengerechtelijke en gerechtelijke kos-ten.”
Op het stuk staat bij de naam van klager een handtekening waarvan klager be-twist dat die door hem is geplaatst.
2.5 Omstreeks april 2009 heeft de wederpartij van klager een voorschot van € 3.500,-- betaald, welk bedrag verweerder aan klager heeft doorbetaald.
KLACHT
3.1 De klacht houdt in dat verweerder met de belangen van klager is omgegaan in strijd met de voor verweerder als advocaat geldende regels.
3.2 In de toelichting op de klacht heeft klager onder meer het volgende aange-voerd. De overeenkomst uit 2002 inzake de opdracht voorzag in een no cure no pay-gedeelte. Sinds het afsluiten van de overeenkomst heeft klager boven-dien geen adequate inlichtingen over de stand van zaken in het dossier ont-vangen, ondanks verzoeken van klager op verschillende momenten. Op vragen van klager om inzage in zijn dossier heeft verweerder niet geantwoord. Ver-weerder heeft klager verder niet geïnformeerd over de belastingtechnische as-pecten van de doorbetaling van het voorschot van € 3.500,--.
Een toezegging in een brief van 21 april 2009 om binnen 6 weken op de klach-ten van klager te reageren is verweerder niet nagekomen.
VERWEER
4. Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 In de Verordening op de Praktijkuitoefening van 26 juni 2002 (hierna: de Verordening) is bepaald dat het de advocaat niet vrijstaat overeen te komen dat slechts bij het behalen van een bepaald gevolg salaris in rekening wordt gebracht. Eveneens is daarin bepaald dat de advocaat niet mag overeenkomen dat het salaris een evenredig deel zal bedragen van de waarde van het door zijn bijstand te bereiken gevolg, behoudens wanneer dit geschiedt met inachtneming van een binnen de advocatuur gebruikelijk en aanvaard incasso-tarief.
De Verordening is -gedeeltelijk- ingetrokken per 1 juli 2009 in verband met het inwerkingtreding van de Verordening op de Administratie en de Financiële Integriteit.
5.2 Klager stelt dat de overeenkomst van opdracht, genoemd onder nummer 2.2 en 2.3, een niet geoorloofde no cure no pay afspraak behelst.
5.3 Verweerder heeft gesteld dat de overeenkomst rechtens geldig is en dat hij in verband met ontwikkelingen in het debat rond de resultaatsafhankelijke hono-rering tussen de NMA, de Orde van Advocaten en Minister Donner, op 14 juli 2006 met klager een gewijzigde overeenkomst heeft gesloten met een vast honorarium, gebaseerd op een uurtarief, te verwachten werkzaamheden en te verwachten tijdsbesteding.
5.4 Wat er zij van de over het systeem van no cure no pay gevoerde discussies, vaststaat dat de overeenkomst van 6 mei 2002 strijdig was met de op 2 juli 2002 in werking getreden Verordening. Verweerder heeft, indien wordt aange-nomen dat de handtekening van klager onder de overeenkomst van 14 juli 2006 staat, eerst in 2006 een andere overeenkomst gesloten.
5.5 Verweerder heeft aldus gedurende meerdere jaren gehandeld in strijd met de Verordening. In zoverre is de klacht gegrond.
5.6 In de stukken en ter zitting is aan de orde gekomen dat verweerder klager in het sinds 2002 doorlopen traject op geen enkel moment schriftelijk van belang zijnde informatie over de voortgang van de zaak heeft gegeven. Ter zitting is in verband hiermee onder meer aan de orde gekomen dat verweerder het van eminent belang achtte dat klager een psychiatrisch onderzoek zou ondergaan en dat verweerder niet tot het dagvaarden van de wederpartij van klager wilde overgaan zolang er geen deugdelijk psychiatrisch rapport was. Een psycholoog vond verweerder niet voldoende.
Gelet op Gedragsregel 8 had het op de weg van verweerder gelegen klager over dit punt schriftelijk te informeren. Ook had het op de weg van verweerder gelegen klager schriftelijk te informeren omtrent andere aspecten betreffende de voortgang van de zaak, te meer daar voor klager onduidelijk is gebleven waarom de zaak zo lange tijd heeft gelopen zonder zichtbaar resultaat.
Onweersproken zijn verder gebleven het verwijt dat verweerder niet heeft ge-antwoord op vragen van klager om inzage in zijn dossier en het verwijt dat klager niet is geïnformeerd over de belastingtechnische aspecten van de doorbe-taling van het voorschot van € 3.500,00. Weliswaar heeft verweerder aangevoerd dat klager over alle dossierstukken beschikt, doch verweerder heeft dit op geen enkele wijze met stukken, bijvoorbeeld brieven waarmee aan klager dossierstukken werden toegestuurd, onderbouwd. Evenmin is weersproken dat verweerder een toezegging van 21 april 2009 om binnen een bepaalde tijd op de klachten te reageren niet is nagekomen.
5.7 Gelet op het voorgaande is de klacht in alle onderdelen gegrond.
MAATREGEL
6.1 De Raad acht gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding de hierna vermelde maatregel passend en geboden.
BESLISSING
7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;
- legt als maatregel op een berisping.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. A.A.J. Maat, mr. P.C.M. van Schijndel, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2011.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toege-zonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607