ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1312 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3438/10.68a

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1312
Datum uitspraak: 25-10-2010
Datum publicatie: 31-01-2011
Zaaknummer(s): R. 3438/10.68a
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Ondanks uitschrijving van het tableau toch maatregel van onvoorwaardelijke schorsing opgelegd vanwege het niet reageren op verzoeken van de deken

  PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 26 april 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het dossier is door de Raad ontvangen op 28 april 2010.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de hoofdgriffier, ter inzage

hebben gelegen.

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 13 september 2010. Ter zitting is klager verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, 

niet verschenen.

FEITEN

2.1  Bij e-mailbericht van 8 juli 2009 heeft een voormalig cliënt van verweerder klager benaderd en zich beklaagd over de wijze waarop verweerder zijn belangen

had behartigd. 

2.2  De voormalig cliënt van verweerder verwijt laatstgenoemde dat hij belangrijke informatie over de zaak aan de wederpartij heeft doorgespeeld en zich onheus

en onprofessioneel jegens hem heeft opgesteld. 

2.3  Klager heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op deze klacht.

2.4  Verweerder heeft de verweten gedragingen betwist. 

2.5  De voormalig cliënt van verweerder heeft daarop aangegeven dat hij niet op de hoogte is gehouden van de correspondentie die verweerder voerde in zijn zaak

met de Rechtbank en ook geen afschrift van door verweerder in zijn zaak verzonden brieven te hebben ontvangen. 

2.6  Ten aanzien van de pleitnota heeft verweerder pas een half uur voor de zitting deze ter inzage aan zijn voormalig cliënt gegeven. 

2.7  De stafjurist heeft verweerder bij brief van 12 november 2009 om opheldering verzocht nu de repliek van verweerder zodanig cryptisch was dat deze niet kon

worden gevolgd. 

2.8  Na twee rappellen reageerde verweerder bij faxbrief van 12 januari 2010. In dit faxbericht gaf hij aan niet te kunnen reageren zolang klager hem niet zou

hebben laten weten wat er aan zijn reactie onbegrijpelijk was.

2.9   Op 27 januari 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager, verweerder en een lid van de Raad van Toezicht en een advocaat stafjurist van de 

Haagse orde. 

2.10  De hoofdlijnen van het gesprek zijn bevestigd bij brief van 28 januari 2010 van het lid van de Raad van Toezicht aan verweerder. 

2.11 Verweerder kwam vervolgens zijn toezegging om het dossier aan klager te doen toekomen niet na.

2.12  Verweerder is nog enkele malen nadien in de gelegenheid gesteld om het dossier alsnog aan klager te doen toekomen bij gebreke waarvan een dekenklacht

tegen verweerder zou worden ingediend. 

2.13  Verweerder heeft tot heden niet aan het verzoek voldaan.

KLACHT

3. Klager verwijt verweerder dat hij in het kader van een tuchtrechtelijk onderzoek naar een klacht geen gevolg geeft aan het verzoek om het dossier, dat hij

van zijn voormalig cliënt onder zich heeft, aan klager toe te zenden ten einde te beoordelen op welke wijze hij contact met zijn cliënt heeft onderhouden en welke

afspraken schriftelijk zijn vastgelegd.

VERWEER

4. Verweerder heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Raad vast dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 37 door niet te reageren op

het verzoek van klager om een kopie van het dossier toe te zenden. De klacht is derhalve gegrond. De Raad stelt vast dat de klacht zich hiertoe beperkt en dus ook

de beoordeling. Gegeven het feit dat verweerder van rechtswege is geschrapt en hij om die reden pas over vijf jaar om een inschrijving als advocaat kan

verzoeken, acht de raad de navolgende maatregel passend en geboden.     

MAATREGEL

6. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden

passend en geboden. Deze onvoorwaardelijke schorsing zal ingaan vanaf het moment dat verweerder zich zal inschrijven op het tableau.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

                        -       verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel op van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden met ingang van de dag waarop verweerder zich inschrijft op het tableau.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, plaatsvervangend voorzitter, mr. M. Aukema, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt , mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter