ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1305 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3378/10.8

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1305
Datum uitspraak: 11-10-2010
Datum publicatie: 31-01-2011
Zaaknummer(s): R. 3378/10.8
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet is komen vast te staan dat de advocaat klaagster onvoldoende heeft geinformeerd over haar jurisidische positie noch dat de advocaat de belangen van klaagster niet naar behoren zou hebben behartigd.

1. Verloop van de procedure

1.1  Bij brief van 2 mei 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de

Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 7 januari 2010 ontvangen door de Raad.

1.2  Bij beslissing van 1 februari 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen

verzonden op 2 februari 2010.

1.3  Bij brief van 12 februari 2010 heeft klaagster verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage

hebben gelegen.

1.5  Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 23 augustus 2010. Ter zitting zijn klaagster en verweerster verschenen. Klaagster werd ter

zitting bijgestaan door een tolk.

2. De klacht en het verzet  

De klacht

2.1Klaagster verwijt verweerster dat zij:

a.      klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd;

b.      heeft aangedrongen op een schikking met de (voormalig) echtgenoot van klaagster, omdat zulks goedkoper zou zijn dan het voeren van een procedure;

c.      tijdens een gesprek met de (voormalig) echtgenoot van klaagster de rol van een zeer partijdige mediator heeft aangenomen;

d.      niet de belangen van klaagster, maar die van haar (voormalig) echtgenoot heeft behartigd;

e.      correspondentie met de (voormalig) echtgenoot voor klaagster heeft achtergehouden;

f.        inefficiënt heeft gewerkt en klaagster onvoldoende en misleidend heeft geadviseerd;

g.      geen enkel resultaat voor klaagster heeft geboekt.

De gronden van het verzet

2.2 Klaagster heeft gesteld dat de plaatsvervangend voorzitter bewijsstukken die de klachten van klaagster ondersteunen niet althans onvoldoende in ogenschouw

heeft genomen.

3. Verweer 

Verweerster heeft tot haar verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1  Verweerster heeft gesteld dat zij klaagster afdoende heeft geïnformeerd en heeft terzake verwezen naar de inhoud van de vele brieven die zij aan klaagster

heeft gestuurd.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2  Verweerster heeft gesteld dat zij inderdaad aan klaagster heeft voorgehouden dat het vaak de voorkeur geniet de gevolgen van de echtscheiding in

onderling overleg te regelen doch heeft klaagster er niet van weerhouden een procedure te entameren. Dit was de keuze van klaagster zelf, meer in het bijzonder

in het kader van het aanhangig maken van de voorlopige voorzieningen heeft klaagster zelfs aan verweerster laten weten dat zij dit niet wenste nu zij geen

definitieve verblijfsstatus had.

Ten aanzien van de klachtonderdelen c en d

3.3  Verweerster betwist dat zij zich tijdens een driegesprek heeft opgesteld als een partijdige mediator dan wel dat zij niet de belangen van klaagster maar die van

haar voormalig echtgenoot heeft behartigd.

Ten aanzien van de klachtonderdelen e, f en g

3.4  Verweerster betwist dat zij correspondentie tussen haar en de voormalig echtgenoot van klaagster heeft achtergehouden dan wel dat zij inefficiënt voor

klaagster heeft gewerkt alsmede onvoldoende en misleidend heeft geadviseerd dan wel geen enkel resultaat voor klaagster zou hebben geboekt.

4. Beroordeling van het verzet      

4.1 De overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting en in ogenschouw nemende de door klaagster aangevoerde aanvullende bewijzen ter ondersteuning

van haar standpunt dat verweerster haar belangen niet naar behoren zou hebben behartigd, leiden niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter

op 1 februari 2010 reeds heeft gegeven.

4.2 Ten overvloede overweegt de Raad dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat verweerster klaagster voldoende heeft geïnformeerd over haar

positie, teneinde klaagster in staat te stellen besluiten ter zake te nemen.

5. Beslissing

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 11 oktober 2010.

griffier                                                                                                       voorzitter