ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1277 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3315/09.147

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1277
Datum uitspraak: 11-10-2010
Datum publicatie: 13-01-2011
Zaaknummer(s): R. 3315/09.147
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een onjuist ingevulde toevoegingsaanvraag en onjuiste tenaamstelling van een voorschotnota leidt niet tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Dit laatste geldt temeer nu klager verweerder niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn omissies recht te zetten.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 3 februari 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 11 september 2009 ontvangen door de Raad.

1.2 Bij beslissing van 30 september 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 1 oktober 2009.

1.3 Bij faxbrief van 12 oktober 2009 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de hoofdgriffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5 H et verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 23 augustus 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen

2. DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

2.1 Klager verwijt verweerder c.q. diens kantoor, dat hij correspondentie en nota’s bleef sturen aan klager persoonlijk in plaats van aan diens besloten vennootschap R. Voorts verwijt klager verweerder dat hij geen werkzaamheden voor R. heeft verricht, dat er een foutieve toevoegingsaanvraag is ingediend en dat verweerder zijn werkzaamheden pas zou aanvangen, nadat de toevoeging zou zijn afgegeven.

De gronden van het verzet

2.2 Er zijn geen gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling dan wel uitwerking van hetgeen klager in zijn klacht heeft gesteld.

3. VERWEER

3.1Verweerder heeft gesteld dat de verbreking van de samenwerking niet is veroorzaakt door het al dan niet foutief indienen van een toevoegingsaanvraag, maar door de eis van het kantoor van verweerder dat de vennootschap van klager eerst aan haar betalingsverplichtingen diende te voldoen. Verweerder heeft voorts gesteld dat de samenwerking tussen het kantoor van verweerder en klager al was beëindigd voordat de aanvraag van de toevoeging in behandeling werd genomen, zodat het belang van het foutief invullen van de aanvraag aan de klacht is komen te ontbreken. De aanvraag had immers, indien nodig, relatief eenvoudig verbeterd kunnen worden of desnoods opnieuw kunnen worden ingediend. Dit was echter door het verbreken van de samenwerking door klager niet meer aan de orde.

3.2 Tenslotte heeft verweerder gesteld dat hij en zijn kantoorgenoot 6,7 en 1,6 uur aan de zaak hebben besteed. De eerste bespreking is voorbereid en ook de tijd van de bespreking zelf is aan klager in rekening gebracht.

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting en het feit dat er geen nieuwe gronden voor het verzet zijn aangevoerd, onderschrijft de Raad het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter van 30 september 2009 en maakt deze tot de zijne.

4.2 Ten overvloede overweegt de Raad dat de toevoegingsaanvraag op zichzelf niet volledig juist is doch niet is door klager aannemelijk gemaakt dat dit moedwillig is geschied, noch heeft klager verweerder in de gelegenheid gesteld een en ander te corrigeren. Hetzelfde geldt ten aanzien van de voorschotnota die op naam is gesteld van klager en niet op naam van diens vennootschap. Dit is niet correct, maar ter zake deze omissie is eveneens niet gebleken dat klager verweerder in de gelegenheid heeft gesteld deze voorschotnota op naam van de vennootschap te stellen. De Raad is van oordeel dat verweerder zorgvuldiger had moeten zijn, maar de gemaakte fouten waren van dien aard dat deze eenvoudig gecorrigeerd hadden kunnen worden, indien klager zulks had verzocht. Klager heeft zulks nagelaten, hetgeen ertoe leidt dat het handelen van verweerder niet als tuchtrechtelijk laakbaar kan worden geduid. Dit geldt ook voor de in rekening gebrachte uren aan klager, door verweerder gemaakt in het kader van de gehouden bespreking tussen partijen.

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 11 oktober 2010.

griffier voorzitter