ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1068 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3408/10.38 II

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1068
Datum uitspraak: 23-08-2010
Datum publicatie: 07-10-2010
Zaaknummer(s): R. 3408/10.38 II
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Overschrijding van de aan de advocaat toekomende vrijheid ten opzichte van de wederpartij. Klacht gedeeltelijk gegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1  Bij brief van 19 juni 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken

van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 4 maart 2010.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben

gelegen.

1.3  De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 14 juni 2010.

Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen. Ter gelegenheid van de behandeling ter zitting heeft verweerder nog nadere stukken overgelegd die aan het

dossier zijn toegevoegd.

FEITEN

2.1  Verweerder heeft de belangen van de voormalig echtgenote van klager behartigd in een kort geding-procedure, waarin klager de cliënte van verweerder heeft

betrokken, ten einde te bewerkstelligen dat de omgangsregeling zou worden nagekomen met der partijen zoon M.

2.2  Bij brief van 8 juni 2009 heeft verweerder aan de Rechtbank voorzover in deze relevant de navolgende brief gestuurd: “Mijn indruk uit die brieven is dat klager

(red.) alleen oog heeft voor zijn eigen belangen en derhalve niet geïnteresseerd is in het belang van M.B. (red.). De man komt bij mij over als onprettig gestoord.”.

KLACHT

3. Klager verwijt verweerder, dat hij:

a.      in zijn brief van 8 juni 2009 klager als “onprettig gestoord” heeft gekwalificeerd;

b.      de zoon van partijen met de achternaam van zijn moeder heeft omschreven in plaats van de achternaam van klager.

VERWEER

4.  Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1Verweerder is van mening dat hij in zijn brief van 8 juni 2009 slechts een feit heeft geconstateerd en geen belediging heeft geuit.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2 Verweerder heeft gesteld dat hij wellicht wat voorbarig de achternaam van der partijen zoon onjuist heeft opgenomen in de betreffende brief, maar acht dit niet

 tuchtrechtelijk verwijtbaar.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt.

Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze

 worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het

 algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er

 aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en mag bij het

 optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2 Ten aanzien van dit klachtonderdeel dat ziet op de kwalificatie van klager als “onprettig gestoord” door verweerder is de Raad van oordeel dat verweerder de

 hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder was ervan op de

 hoogte dat de gehele procedure een gevoelig onderwerp voor klager betrof. Mede gelet op de aard van de zaak had verweerder zich meer rekenschap moeten

 geven bij het noteren van deze kwalificatie in zijn correspondentie aan de Rechtbank. Het is de Raad niet gebleken dat het noodzakelijk dan wel in het belang van

 de zaak was dat verweerder klager deze kwalificatie toekende. De Raad is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 Ten aanzien van het onjuist opnemen van de achternaam van de zoon van partijen heeft de Raad niet kunnen vaststellen dat dit door verweerder bewust is

 geschied. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

MAATREGEL

6. Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

                        -          verklaart klachtonderdeel b ongegrond en klachtonderdeel a gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 augustus 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.