ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0887 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3365/09.197

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0887
Datum uitspraak: 10-05-2010
Datum publicatie: 02-08-2010
Zaaknummer(s): R. 3365/09.197
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat stelt zich terecht op het standpunt dat de client de nodige informatie moet aanleveren op basis waarvan de advocaat naar behoren kan adviseren. Niet is komen vast te staan of klager een bepaald besluit van de gemeente aan de advocaat beschikbaar heeft gesteld.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 24 juli 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 9 december 2009.

1.2  De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 8 maart 2010.

Ter zitting zijn klager en verweerster verschenen.

FEITEN

2.1  Op 5 augustus 2008 heeft verweerster namens klager een bezwaarschrift ingediend tegen een besluit van 26 juni 2008 betreffende algehele intrekking en terugbetaling van een uitkering.

2.2   Bij brief van 4 juni 2008 namens B&W Den Haag is klager een besluit tot recht op uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) toegestuurd, tegen welk besluit binnen zes weken bezwaar kon worden ingediend.

2.3  Bij brief/beschikking van 18 juni 2008 namens B&W Den Haag is met ingang van 1 juni 2008 klagers uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) beëindigd.

2.4  Bij besluit/beschikking van 26 juni 2008 is de uitkering op basis van een besluit van 18 september 2007 tot toekenning van algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) geheel ingetrokken en bepaald dat klager een bedrag van € 7.141,37 diende terug te betalen.

2.5  In een brief van 11 augustus 2008 schrijft verweerster klager ondermeer:

 " Het bezwaar tegen de beslissing van 26 juni 2008 is ingediend, maar er zou een beslissing v óó r deze beslissing moeten zijn genomen. Daarop moet staan “beëindiging” of “intrekking” of “herziening”. Wilt u kijken of u een ander besluit heeft gekregen?”.

2.6  Bij beschikking d.d. 10 november 2008, verzonden op 18 november 2008, heeft het College van B&W van de gemeente Den Haag het door verweerster namens klager ingediende bezwaar tegen het besluit/de beschikking van 26 juni 2008 ongegrond verklaard.

KLACHT

3. Klager verwijt verweerster dat zij:

a.  tijdens een terechtzitting op 30 september 2008 ten onrechte aan de rechter heeft meegedeeld dat zij een besluit van 18 juni 2008 betreffende het intrekken van een uitkering niet had ontvangen, terwijl klager dat wel bij haar heeft afgegeven;

b.  klager niet te woord stond of toezegde hem te bellen en zulks niet gebeurde;

c.  naar aanleiding van het bezwaarschrift van 6 augustus 2008 door klager meerdere malen is gewezen op de besluiten van 21 mei 2008 en 18 juni 2008, met welke mededeling verweerster niets heeft gedaan. Hoewel verweerster in ieder geval sinds 25 augustus 2008 bekend was met het hele dossier, heeft zij geweigerd om alsnog bezwaar in te dienen tegen de beslissing van 18 juni 2008.

VERWEER

4.  Verweerster heeft tot haar verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en c

4.1 Verweerster heeft gesteld dat zij nooit een besluit van 21 mei 2008 van klager heeft ontvangen en dat zij nooit met klager heeft afgesproken dat zij daartegen bezwaar zou indienen. Verweerster heeft gesteld dat zij van klager een besluit van 26 juni 2008 heeft ontvangen, waartegen zij voor klager bezwaar heeft ingediend. Daarbij heeft verweerster aangegeven dat er een besluit, de beëindigingsbeschikking, ontbreekt. Dit blijkt ook uit een brief van 5 augustus 2008 van verweerster aan de Sociale Dienst. Verweerster heeft gesteld dat zij het beëindigingsbesluit van 18 juni 2008 evenmin heeft ontvangen. Verweerster is van mening dat het niet indienen van het bezwaar tegen het besluit van 18 juni 2008 fataal is geweest doch dat zij afhankelijk was van de stukken die klager aan haar beschikbaar heeft gesteld.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.2 Verweerster betwist dat zij klager niet te woord wilde staan dan wel toezeggingen om hem te bellen niet zou zijn nagekomen.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en c

5.1  De Raad ziet aanleiding de klachtonderdelen a en c gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster tijdig beschikte over de brief/beschikking van 18 juni 2008, zodat niet kan worden vastgesteld dat verweerster terzake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De Raad is overigens van oordeel dat het wel op de weg van verweerster had gelegen klager schriftelijk te informeren over de afwijzing van het bezwaar. Nu dit geen onderdeel van de klacht is, kan dit niet tot gegrondheid van de klacht leiden. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.2  Op basis van de tegengestelde verklaringen is niet komen vast te staan de stelling van klager dat verweerster regelmatig geweigerd zou hebben hem te woord te staan. Verweerster heeft wel erkend dat de verhouding tussen klager en verweerster op enig moment was verslechterd en dat zij het niet zinvol vond verder met klager over hetzelfde onderwerp te discussiëren. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

BESLISSING

6. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

            -           verklaart de klachtonderdelen a t/m c ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.A. van Keulen, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.