ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0548 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3275/09.107

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0548
Datum uitspraak: 28-01-2010
Datum publicatie: 22-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3275/09.107
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: In strafzaak nalaten cliënt tijdig te informeren over de uitspraak en nalaten appel in te stellen is klachtwaardig. Gestelde afspraak over instellen hoger beroep niet schriftelijk vastgelegd. Klacht gegrond. Voorwaardelijke schorsing één week. Ambtshalve uitspraak inzake onzorgvuldigheid in de rechtshulpverlening.

PROCEDUREVERLOOP

1.1        Bij brief van 13 februari 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 27 juli 2009.

1.2        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3        De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 7 december 2009. Ter zitting is klager verschenen vergezeld van zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen, vergezeld van mr. J.H. Beek, advocaat te Capelle aan den IJssel.

FEITEN

2.1        Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak.

2.2        De behandeling ter zitting van de meervoudige kamer vond plaats op 10 november 2008, waarbij klager en verweerder aanwezig waren. Ter zitting heeft de rechter meegedeeld dat op 24 november 2008 uitspraak zou worden gedaan.

2.3        Enige tijd na de datum van de uitspraak heeft klager bij verweerder navraag gedaan naar de uitspraak. Verweerder heeft toen contact opgenomen met de rechtbank teneinde de uitspraak te vernemen. Daarna heeft verweerder contact opgenomen met klager en hem over de uitspraak geïnformeerd.

Op dat moment was de appeltermijn verstreken.

2.4        Klager is bij het vonnis veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De Officier van Justitie had een werkstraf van 250 uur geëist.

KLACHT

3.1        De klacht behelst de volgende verwijten:

A.            verweerder heeft nagelaten voor klager hoger beroep in te stellen;

B.            verweerder heeft ondanks verzoeken van klager een door hem opgegeven getuige, te weten diens echtgenote, niet ter zitting laten horen.

VERWEER

4.             Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Klachtonderdeel A

5.1        Vast is komen te staan dat verweerder klager niet eigener beweging en binnen de appeltermijn over de uitspraak heeft geïnformeerd. Verweerder heeft erkend dat hij verzuimd had de datum van de uitspraak in zijn agenda te noteren. Verweerder heeft klager uiteindelijk pas over de uitspraak geïnformeerd nadat de appeltermijn was verstreken.

5.2        Verweerder heeft geen hoger beroep ingesteld.

5.3        Verweerder heeft aangevoerd dat hij met klager had besproken dat klager in elk geval geen hoger beroep zou moeten instellen indien een taakstraf van minder dan 100 uur zou worden opgelegd. Daar tegenover heeft klager gesteld dat de afspraak was dat verweerder hoger beroep zou instellen indien de straf hoger zou uitvallen dan een taakstraf van 100 uur.

5.4        In verband met het verweer overweegt de Raad dat de advocaat op grond van gedragsregel 8 zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.

Het had gelet op het belang van klager bij het instellen van hoger beroep, op de weg van verweerder gelegen om hetgeen hij beweerdelijk met klager heeft besproken omtrent het al dan niet instellen van hoger beroep schriftelijk aan klager te bevestigen, hetgeen hij niet heeft gedaan. Dit nalaten kan niet ten nadele van klager strekken.

5.5        Het verweer tegen het verwijt dat verweerder heeft verzuimd hoger beroep in te stellen kan verweerder gelet op het voorgaande niet baten, zulks te meer niet omdat de opgelegde straf aanmerkelijk zwaarder is uitgevallen dan een taakstraf.

5.6        Het voorgaande leidt tot het oordeel dat klachtonderdeel A gegrond is daar het verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen dat hij geen hoger beroep voor klager heeft ingesteld.

5.7        De Raad acht, gelet op de hiervoor overwogen feiten en omstandigheden, voldoende grond aanwezig om ambtshalve uit te spreken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Klachtonderdeel B

5.8        Verweerder heeft gemotiveerd waarom hij klager heeft geadviseerd om het slachtoffer, tevens klagers echtgenote, niet als getuige op de zitting te brengen. Verweerder heeft verwezen naar de omstandigheid dat hij beschikte over drie brieven van het slachtoffer en op de omstandigheid dat het slachtoffer haar verklaring had ingetrokken na de vrijlating van klager, waardoor de indruk kon ontstaan dat hij haar onder druk had gezet om de aangifte in te trekken. Verweerder achtte het in verband hiermee onverstandig om de betrokkene als getuige door de rechter en de officier te laten ondervragen.

Verweerder heeft tevens aangevoerd dat hij de keuze om het slachtoffer niet als getuige te laten horen met klager heeft besproken zowel telefonisch als op kantoor en dat klager daarmee instemde.

5.9        Klager heeft de door verweerder aangevoerde gronden naar het oordeel van de Raad onvoldoende bestreden.

Daar komt bij dat de advocaat voor het, in overleg met de cliënt, te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat een tuchtrechtelijke maatregel pas aan de orde kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.10    Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat verweerder geen verwijt treft van het niet laten horen van het slachtoffer als getuige.

Klachtonderdeel B is ongegrond.

MAATREGEL

6.1        Bij het bepalen van de maatregel neemt de Raad de aard en de ernst van de begane overtreding in aanmerking, alsmede de voor klager ernstige gevolgen van het verzuim van verweerder. Voorts wordt in aanmerking genomen dat verweerder in de stukken en ter zitting er geen blijk van heeft gegeven zijn fout ruiterlijk te erkennen en de ernst ervan in te zien.

De Raad acht de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7.1        De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart klachtonderdeel A gegrond;

-               legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week, met bepaling dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de Raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaar aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt;

-               spreekt uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt;

-               verklaart klachtonderdeel B ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.S. Kamminga, mr. J.A. van Keulen, mr. E.J. van der Wilk, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 4 januari 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.