ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0507 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3157/08.189

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0507
Datum uitspraak: 08-02-2010
Datum publicatie: 15-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3157/08.189
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Deken heeft passages uit overgelegde brief weggelakt. Nu deken daar tegenover betrokken partijen geen misverstand over heeft laten bestaan en motief voor handelen heeft beargumenteerd, kan zijn handelen niet als tuchtrechtelijk verwijtbaar worden gekwalificeerd.

 1.             VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1           Bij brief van 21 juli 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 24 november 2008 ontvangen door de Raad.

1.2           Bij beslissing van 4 december 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 9 december 2008.

1.3           Bij brief van 23 december 2008 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4           De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5        Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 14 december 2009. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

2.             DE KLACHT EN HET VERZET

De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij in een kopie van zijn brief aan mr. S. doelbewust bepaalde passages heeft weggelakt, met het oogmerk relevante gegevens in het tuchtrechtelijk onderzoek, naar een andere klacht die klager tegen verweerder had ingediend, achter te houden. Klager verwijt verweerder dat hij heeft geknoeid met bewijsstukken.

De gronden van het verzet

Verweerder heeft verwezen naar de brief van verweerder aan mr. S. van 21 september 2007, waaruit afgeleid kan worden dat verweerder zich helemaal niet heeft afgevraagd of het hem vrij stond gegevens in het kader van de Wet Bescherming Persoonsgegevens af te geven, nu verweerder wist dat hij informatieverstrekking niet met een beroep op die wet kon tegenhouden. Verweerder heeft in zijn brief voornoemd aan mr. S. bevestigd dat hij zijn beraad ten onrechte heeft aangevoerd om de gewraakte informatie niet direct te hoeven verstrekken. Klager heeft gesteld dat verweerder willens en wetens de Deken te ’s-Gravenhage van cruciale informatie voor de beoordeling van de klacht, waar de Deken op dat moment onderzoek naar deed, heeft onthouden. Verweerder heeft die specifieke informatie niet willen geven, omdat dat een ander licht zou hebben geworpen op het handelen van verweerder dan in die klacht aan de orde was.

3.             VERWEER

Verweerder heeft gesteld dat hij inderdaad bewust een aantal passages in zijn brief van 21 september 2007 aan mr. S. onzichtbaar heeft gemaakt. Verweerder is daarover ook volstrekt duidelijk geweest aan de Deken en klager. Verweerder heeft terzake verwezen naar zijn brief van 17 december 2007 waarin hij onder meer het volgende vermeldt: “Kopieën van die correspondentie zend ik u hierbij toe (waarbij ik erop wijs dat ik twee alinea’s in de brief van mr. S. (red.) onzichtbaar heb gemaakt, omdat het mij in dit kader uitsluitend gaat om het gestelde in de eerste alinea en de laatste zin van die brief)”. Eerder heeft de plaatsvervangend voorzitter gesteld dat verweerder er geen misverstand over heeft laten bestaan dat hij slechts een gedeelte van de brief overlegde en ook heeft uitgelegd waarom hij zulks deed. Verweerder is daarom van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.           BEOORDELING VAN HET VERZET

De Raad is van oordeel dat de door klager in het verzet aangevoerde gronden deels een herhaling en deels een uitwerking van de klachten zijn zoals deze reeds door de plaatsvervangend voorzitter zijn beoordeeld. De Raad onderschrijft de visie van de plaatsvervangend voorzitter en maakt deze tot de zijne. Het verzet is derhalve ongegrond.

5.      BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 8 februari 2010.

griffier                                                                                                       voorzitter