ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0498 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3302/09.134

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0498
Datum uitspraak: 12-04-2010
Datum publicatie: 15-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3302/09.134
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: De advocaat handelt onzorgvuldig door met klaagster gemaakte afspraak over wat van haar werd verwacht en door informatie over de overdracht van het kantoor (en het dossier) niet schriftelijk te bevestigen. Klacht gedeeltelijk gegrond. Enkele waarschuwing. Klaagster niet-ontvankelijk in verzoek tot toekenning schadevergoeding.

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1        Bij brief van 3 februari 2009, welke is aangevuld bij brief van 10 februari 2009, heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 4 september 2009.

1.2        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3        De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 1 februari 2010. Ter zitting is verweerder verschenen. Klaagster heeft bij brief van 13 januari 2010 aan de Raad meegedeeld af te zien van haar aanwezigheid tijdens de zitting.

FEITEN

2.1        Vanaf 14 november 2006 heeft verweerder aan klaagster bijstand verleend terzake van een vordering van klaagster wegens achterstallige alimentatie.

2.2        Op 20 december 2006 heeft verweerder de wederpartij aangeschreven tot betaling van € 10.760,81. Hierna heeft verweerder in de periode december 2006 tot mei 2007 met de wederpartij gecorrespondeerd over de betaling van de door klaagster gestelde alimentatieachterstand, waarbij verweerder de wederpartij herhaaldelijk heeft aangemaand.

2.3        Bij brief van 3 mei 2007 kondigde de wederpartij een klacht tegen verweerder aan, indien deze de namens klaagster ingestelde vordering zou handhaven.

2.4        Voor de bijstand door verweerder is een toevoeging verleend.

2.5        Per 1 januari 2008 heeft verweerder zijn praktijk in Spijkenisse overgedragen aan mrs. A. O. en G..

2.6        Vanaf omstreeks februari 2008 heeft mr. B. de belangen van klaagster behartigd. Zij heeft het dossier bestudeerd en haar bevindingen in een interne notitie aan mr. G. meegedeeld.

2.7        Op 18 augustus 2008 heeft klaagster vernomen dat mr. O. de behandeling van het dossier zou hebben overgenomen.

2.8        Op 28 oktober 2008 heeft mr. O. een e-mail aan klaagster gestuurd, waarin hij mededeelde met klaagster te willen spreken over de haalbaarheid van de zaak. Hierna heeft op 13 november 2008 een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster en mr. O.

2.9        In de genoemde notitie geeft mr. B. als haar mening te kennen dat ten tijde van de eerste brief van verweerder, 20 december 2006, de vordering van klaagster verjaard zou zijn.


KLACHT

3.1        De klacht houdt in dat verweerder de zaak van klaagster niet adequaat heeft behandeld, waardoor haar vordering wellicht is verjaard. Klaagster stelt voorts dat er onzorgvuldig is omgegaan met haar emoties gezien de lange duur van de zaak en dat zij het gevoel heeft niet serieus te zijn genomen. Klaagster vordert als schadevergoeding € 3.000,--, alsmede de kosten van de toevoeging.

VERWEER

4.             Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1        Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de advocaat gehouden is de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behandelen en voorts dat hij zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient de advocaat belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.2        Uit hetgeen door verweerder is aangevoerd, blijkt dat verweerder zijn praktijk per 1 januari 2008 aan twee andere advocaten heeft overgedragen. Op dat moment had verweerder de zaak van klaagster in behandeling. Uit de door verweerder gestelde en door klaagster niet bestreden gang van zaken blijkt dat verweerder klaagster geen brief heeft gestuurd waarin hij de overdracht van zijn praktijk aan haar meedeelde. Verweerder heeft de belangenbehartiging in klaagsters zaak overgelaten aan de advocaten aan wie hij zijn praktijk overdroeg en heeft, naar de Raad uit het verweer opmaakt, niet toegezien op duidelijke berichtgeving aan klaagster over de voortzetting van de behandeling van haar zaak.

Uit hetgeen klaagster heeft gesteld volgt dat zij bij het overnemend kantoor contact heeft gehad met mr. B. en met mr. O., waarbij aan klaagster geen duidelijkheid is verschaft over de vraag wie nu haar zaak verder zou behandelen.

5.3        Waar klaagster zich ook beklaagd heeft over de lange duur van de zaak en het gevoel heeft niet serieus te zijn genomen, is door verweerder eerst ter zitting aangevoerd dat hij, naar aanleiding van het door de wederpartij gevoerde verweer, aan klaagster heeft gevraagd haar vordering precies uit te rekenen en dat hij van klaagster nog geen gegevens had ontvangen toen de overdracht van de praktijk aan de orde kwam.

Terzake van dit verweer heeft verweerder geen stukken overgelegd, waaruit blijkt dat hij klaagster schriftelijk duidelijkheid heeft verschaft over wat er van haar werd verwacht. Aldus is, gelet op de klacht, onduidelijkheid ontstaan.

5.4        De Raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerder verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld door van belang zijnde gebeurtenissen zoals de afspraak met klaagster over wat er van haar werd verwacht en de informatie over de overdracht van het kantoor niet schriftelijk aan klaagster te bevestigen.

In zoverre is de klacht gegrond.

5.5        Klaagster heeft haar stelling dat haar vordering wellicht is verjaard en dat verweerder daarvan een verwijt treft onvoldoende met feiten onderbouwd. Verweerder heeft aangevoerd dat klaagster in juli 2006 bij hem kwam en het is onduidelijk of de vordering van klaagster op dat moment al dan niet verjaard was.

In zoverre is de klacht ongegrond.

5.6        Wat de door klaagster verzochte schadevergoeding en kosten van de toevoeging aangaat overweegt de Raad dat het niet tot de competentie van de Raad van Discipline behoort om schadevergoeding toe te kennen. Een dergelijke vordering behoort tot de competentie van de civiele rechter of, indien de bevoegdheid daarvan is overeengekomen, van de Geschillencommissie Advocatuur. Toepassing van artikel 48b Advocatenwet is hier niet aan de orde, daar dit artikel er enkel toe dient een tuchtrechtelijke sanctie te kunnen verzwaren.

BESLISSING

6.1        De Raad acht gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7.1        De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart de klacht gegrond in de onder nummer 5.4 vermelde zin;

-               legt als maatregel op een enkele waarschuwing;

-               verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-               verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het verzoek tot toekenning van schadevergoeding.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.S. Kamminga, mr. A.A.J. Maat, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 12 april 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.