ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0497 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3338/09.170

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0497
Datum uitspraak: 12-04-2010
Datum publicatie: 15-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3338/09.170
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Dekenonderzoek naar een klacht van klaagster duurde relatief lang. De Deken is gebleven binnen de hem toekomende vrijheid. Klacht wegens lange duur onderzoek en onvolledigheid van de informatie van de Deken aan de Raad ongegrond

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1        Bij brief van 19 december 2008, welke is aangevuld bij brief van 23 januari 2009, hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2        De voorzitter van de Raad van Discipline heeft, op grond van artikel 46c lid 4 Advocatenwet, de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Dordrecht aangewezen teneinde de klacht te onderzoeken. Deze heeft, na het onderzoek van de klacht, het dossier op 27 oktober 2009 aan de Raad toegezonden.

1.3        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.4        De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 1 februari 2010. Ter zitting zijn klagers verschenen. Verweerder is verschenen.

FEITEN

2.1        Verweerder heeft, in zijn hoedanigheid van Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam, onderzoek verricht naar een klacht die klagers op 13 november 2007 hadden ingediend tegen mr. P., advocaat te Rotterdam.

2.2        Bij brief van 1 december 2008 heeft verweerder aan klagers en mr. P. zijn bevindingen gegeven, zulks naar aanleiding van het onderzoek van de klacht tegen mr. P. In zijn brief gaf verweerder een weergave van de feiten, de klacht en het verweer, alsmede een beoordeling als Deken van de bezwaren van klagers.

2.3        Naar aanleiding van de toezending door verweerder van het dossier aan de Raad, heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad bij beslissing van 27 januari 2009 de klacht van klagers tegen mr. P. als kennelijk ongegrond afgewezen.

2.4        Tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter hebben klagers verzet ingesteld.

2.5        De Raad van Discipline heeft bij beslissing van 6 juli 2009 het verzet deels gegrond verklaard en de klacht tegen mr. P. deels gegrond verklaard.

2.6        Tegen de beslissing van de Raad hebben zowel klagers als mr. P. beroep ingesteld bij het Hof van Discipline.

KLACHT

3.1        De klacht houdt in dat verweerder geen eerlijk, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek heeft gedaan naar de door klagers jegens mr. P. ingediende klacht.

3.2        Klagers hebben de klacht toegelicht, op welke toelichting de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

VERWEER

4.             Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1        Als uitgangspunt geldt dat de aard en de functie van Deken meebrengen dat bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het optreden van een Deken terughoudendheid dient te worden betracht wegens de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt.

In beslissingen van de Raden van Discipline en het Hof van Discipline is uitgemaakt dat als hoofdregel geldt dat het optreden van een Deken slechts dan tuchtrechtelijk laakbaar is, indien hij bij de uitoefening van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarvan kan sprake zijn indien door het gedrag van de Deken het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd.

5.2        Wat de duur van het onderzoek betreft, heeft verweerder ter zitting toegelicht waarom het onderzoek langer heeft geduurd dan gebruikelijk. Volgens verweerder betrof de klacht tegen mr. P. diens handelen als bindend adviseur, in verband waarmee verweerder, teneinde een afgewogen visie op de klacht te kunnen geven, een lid van de Raad van Toezicht heeft geraadpleegd. Dat hiermee enige tijd gemoeid is geweest, acht de Raad aannemelijk.

In de gegeven omstandigheden is de Raad van oordeel dat verweerder heeft gehandeld binnen de vrijheid die hem als Deken toekomt en dat van overtreding van de bovengenoemde norm niet is gebleken.

Hoewel verweerder aan klagers zijn excuus heeft aangeboden voor de lange duur van het onderzoek, had het omwille van de duidelijkheid de voorkeur verdiend indien verweerder klagers ook had geïnformeerd over de reden van de vertraging.

5.3        De omstandigheid dat klagers, zoals uit het dossier blijkt, het niet eens waren met de visie van verweerder ten aanzien van de klacht tegen mr. P. brengt op zichzelf bezien niet mee dat verweerder onjuist heeft gehandeld. Evenmin brengt dat mee dat verweerder geen eerlijk, onafhankelijk of onpartijdig onderzoek heeft gedaan naar de klacht tegen mr. P.

Anders dan klagers hebben betoogd, heeft verweerder in zijn visie aandacht besteed aan de al dan niet voor klagers bestaande mogelijkheden om hoger beroep in te stellen tegen het hun onwelgevallige vonnis.

5.4        Aan het vorenstaande doet niet af dat, nadat de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond had afgewezen, de Raad vervolgens in het verzet de klacht deels gegrond heeft verklaard.

5.5        Ook overigens is niet gebleken dat verweerder niet onafhankelijk of partijdig is geweest in de uitoefening van zijn functie.

5.6        Gezien het voorgaande is de klacht ongegrond.

BESLISSING

6.1.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart de klacht ongegrond.


Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.S. Kamminga, mr. A.A.J. Maat, mr. E.J. van der Wilk, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 12 april 2010.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.