ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0446 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3262/09.94

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0446
Datum uitspraak: 18-01-2010
Datum publicatie: 08-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3262/09.94
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Advocaat wordt verweten de cliënt  niet ontraden te hebben hoger beroep in te stellen. De advocaat heeft volgens klager verzuimd in hoger beroep niet alle bewijsstukken aan de rechter voor te leggen. Het verzet is ongegrond. Ten aanzien van het laatste klachtonderdeel sluit de Raad een misverstand niet uit.

1.             VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brief van 23 juni 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Rotterdam. Het dossier is bij de Raad binnengekomen op 16 juni 2009.

1.2        Bij beslissing van 2 juli 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 8 juli 2009.

1.3        Bij (fax) brief van 10 juli 2009 heeft klager verzet ingesteld tegen deze beslissing.

1.4        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.5        Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 16 november 2009, waarbij partijen zijn verschenen.

2.             FEITEN

2.1        Uit de stukken blijkt het volgende:

-          Klager huurde tot 2002 samen met zijn echtgenote een woning van W.

-          Klager is op enig moment verhuisd.

-          In de oorspronkelijke woning van klager bleef de heer R. achter, die de huur zou overnemen.

-          Klager is op enig moment door W. aangesproken voor een huurschuld.

-          In eerste aanleg is klager bijgestaan door mr. H.

-          Bij vonnis van 5 april 2005 van de kantonrechter te Rotterdam is de vordering van W. toegewezen.

-          Voorts heeft de kantonrechter in vrijwaring de vordering van klager op de heer R. toegewezen.

-          De voormalige advocaat van klager wilde geen hoger beroep in te stellen tegen voornoemd vonnis.

-          Verweerder heeft de behandeling van de zaak van de voormalige advocaat van klager overgenomen en hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.

-          Bij arrest van 16 februari 2007 heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage het hoger beroep afgewezen.

3.             DE KLACHT EN HET VERZET

Klager verwijt verweerder dat hij de belangen van klager niet juist heeft behartigd, door:

a        klager niet te ontraden hoger beroep in te stellen, terwijl hij klager er op had moeten wijzen dat op basis van het vonnis in eerste aanleg al tegen de heer R. kon worden opgetreden. Klager stelt dat verweerder deze informatie over het vonnis voor klager heeft achterhouden;

b        niet alle bewijsstukken, die klager verweerder had gegeven, in hoger beroep aan de rechter voor te leggen.

Klager is voorts van mening dat verweerder aansprakelijk is voor de door klager geleden schade.

4.                  BEOORDELING

4.1              In het verzet is niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.2              De Raad onderschrijft de beoordeling van de klachtonderdelen door de voorzitter en maakt die tot de zijne.

Hetgeen klager in het verzet heeft aangevoerd noopt niet tot een ander oordeel.

4.3             Ten aanzien van klachtonderdeel b. merkt de Raad nog op dat hem tijdens de behandeling gebleken is dat klager dit klachtonderdeel baseert op een brief van verweerder aan klager van 10 november 2005. Zoals verweerder bij de behandeling van het verzet heeft toegelicht en zoals ook blijkt uit de tekst van de brief zelf, heeft verweerder klager de producties die behoren bij de door de wederpartij genomen memorie van antwoord niet meegestuurd. De brief gaat dus niet over de bij memorie van grieven, het door verweerder bij het hof ingediende  stuk, overgelegde producties. De Raad sluit derhalve niet uit dat er ten aanzien van dit punt sprake is van een misverstand.

4.4              Het verzet is derhalve ongegrond.

5.                 BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.C. van den Dries, mr. P.S. Kamminga, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 18 januari 2010.

griffier                                                                                                       voorzitter