ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0445 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3233/09.65

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0445
Datum uitspraak: 18-01-2010
Datum publicatie: 08-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3233/09.65
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De advocaat heeft in het kader van een kort geding de voorzieningenrechter verzocht de kinderen te horen. In correspondentie aan de voorzieningenrechter heeft de advocaat de indruk gewekt tevens voor de kinderen op te treden en geen gewag gemaakt van een in onderling overleg getroffen regeling doch verzocht om namens de cliënt en de kinderen vonnis te wijzen. Het klachtonderdeel over het ten opzichte van de rechtbank onduidelijkheid laten bestaan over de positie van de advocaat en het gewekt hebben van de suggestie dat de advocaat mede de belangen van de kinderen behartigt en door vonnis te vragen acht de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor het gegrond bevonden klachtonderdeel wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

1.             VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brief van 27 februari 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Dordrecht. Het dossier is bij de Raad binnengekomen op 27 april 2009.

1.2        Bij beslissing van 21 mei 2009 heeft de voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 25 mei 2009.

1.3        Bij (fax) brief van 3 juni 2009 heeft klager verzet ingesteld tegen deze beslissing.

1.4        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.5        Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 16 november 2009, waarbij partijen zijn verschenen.

2.             FEITEN

2.1        Uit de stukken blijkt het volgende:

-          Klager heeft zijn voormalig echtgenote in kort geding betrokken vanwege het niet nakomen van de omgangsregeling.

-          Verweerder heeft de belangen van de voormalige echtgenote van klager in die procedure behartigd.

-          Bij brief van 19 november 2007 heeft de advocaat van klager verweerder gemotiveerd laten weten dat klager het niet wenselijk acht de kinderen aanwezig te laten zijn in de rechtszaal.

-          Bij faxbrief van 20 november 2007 heeft verweerder het Bureau van de voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam, voor zover in dezen relevant, geschreven:

“..Voor zover daarin de indruk wordt gewekt, dat mijn cliënte het initiatief heeft genomen tot het mede brengen van de kinderen naar de rechtbank, dient dat te worden ontkend.

De drie minderjarige kinderen, waarvan de oudste bijna 18 jaar is, hebben met mij een afspraak gemaakt voor overleg. Tijdens het gesprek dat ik met hen had ontkennen zij de juistheid van de belangrijke passages in de dagvaarding en hebben zij mij gevraagd of zij in de gelegenheid zouden kunnen zijn om aan de rechter in kort geding zelf te vertellen hoe hun visie op één en ander wèl is.

Aangezien een belangrijke klacht van de kinderen is – zo werd mij tijdens dat gesprek duidelijk en zo valt ook op te maken uit het e-mailverkeer dat als productie 10 door eiser is ingebracht – voelen zij zich door vader als object behandeld en zien zij er naar uit serieus te worden genomen als zelfstandige bron van wensen en verlangens.

Om die reden en omdat mijns inziens de kwestie in materiële zin volledig om de kinderen draait, heb ik beloofd hen in hun verlangens te steunen om bij de behandeling van het geding aanwezig te zijn, althans door U.E.A. gehoord te worden.”

-          De advocaat van klager heeft het Bureau Voorzieningenrechter bij faxbrief van 20 november 2007 laten weten dat klager niet instemt met de aanwezigheid van de minderjarige kinderen tijdens de mondelinge behandeling ter zitting van 21 november 2007.

-          Bij brief van 30 november 2007 heeft verweerder de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Rotterdam het volgende geschreven:

“Zoals u bekend is, heeft tussen patijen – meer in het bijzonder tussen de minderjarige kinderen en hun vader – na de zitting van 21 november jl. uitgebreid overleg plaatsgevonden.

Dat overleg heeft zich zodanig ontwikkeld, dat ik U namens cliënte – in deze gedaagde – en de kinderen verzoek vonnis te wijzen, bij voorkeur na het horen van de kinderen, zoals eerder al aan U door mij is verzocht.”

3.             DE KLACHT EN HET VERZET

Klager verwijt verweerder dat hij:

a        bij brief van 20 november 2007 aan het Bureau Voorzieningenrechter in de Rechtbank te Rotterdam heeft laten weten, dat hij het verlangen van de kinderen van zijn cliënte steunt om bij de behandeling van het kort geding van 21 november 2007 aanwezig te zijn, althans om door de voorzieningenrechter gehoord te worden. Voorts verwijt klager verweerder dat hij diens kinderen mee heeft genomen naar de zitting. Klager is van mening dat verweerder minder ingrijpende middelen had kunnen beproeven om de zienswijze van de kinderen over de omgangregeling over het voetlicht te brengen;

b        zich heeft opgesteld als advocaat van de kinderen van klager en zich niet heeft beperkt tot de rol van de advocaat van de voormalige echtgenote van klager, door bij brief van 20 november 2007 de Voorzieningenrechter namens zijn cliënte en de kinderen te verzoeken vonnis te wijzen, bij voorkeur na het horen van de kinderen, zoals eerder al door hem was verzocht.  

In verzet merkt klager op dat verweerder op zeer onzorgvuldige wijze met klagers relatie ten opzichte van zijn kinderen is omgegaan. De voorzitter is er aan voorbij gegaan dat emoties en gevoelens in familiezaken een belangrijke rol spelen. Verweerder heeft als familierechtadvocaat ten onrechte niet getracht om deze emoties en gevoelens te temperen. Zijn handelwijze heeft escalerend gewerkt.

4.             VERWEER

4.1        Verweerder voert aan dat hij de belangen van zijn cliënte heeft behartigd op een wijze die hem passend voorkomt. Hij heeft niet zelf het initiatief genomen om de kinderen te betrekken in de procedure. Zijn cliënte heeft hem meegedeeld hoe de kinderen over de zaak dachten. Om het een en ander te verifiëren heeft verweerder met de kinderen gesproken. De kinderen wilden hun verhaal doen. Verweerder heeft dit overgebracht aan de rechter. Het is gebruikelijk om kinderen vanaf twaalf jaar te horen. Ook in het kader van voorlopige voorzieningen kan de rechter kinderen horen. Het feit dat de kinderen aanwezig waren in het gerechtsgebouw heeft ertoe geleid dat er afspraken konden worden gemaakt tussen de vader en de kinderen.

4.2        Verweerder heeft de advocaat van klager niet kunnen bereiken om overleg te plegen over het verdere verloop van de procedure. Het is daarom dat verweerder zelf de rechter heeft laten weten dat er vonnis moest worden gewezen. Het feit dat de zaak voor onbepaalde tijd was aangehouden hing als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de kinderen.  

5.             BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a

5.1    De Raad onderschrijft de overwegingen ten aanzien van dit klachtonderdeel van de voorzitter in diens beslissing van 21 mei 2009. Het verdiende wellicht de voorkeur om op andere wijze de zienswijze van de kinderen in de procedure naar voren te brengen, doch het enkele feit dat verweerder van die mogelijkheden geen gebruik heeft gemaakt, maakt het handelen van verweerder nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ad klachtonderdelen b

5.2        Doordat verweerder in zijn brief aan de voorzieningenrechter van 30 november 2007 geschreven heeft dat hij zowel namens zijn cliënte als namens de kinderen verzoekt vonnis te wijzen, heeft hij zowel ten opzichte van klager als ten opzichte van de rechtbank onduidelijkheid laten bestaan over zijn positie en de suggestie gewekt mede de belangen van de kinderen te behartigen.

5.3        De Raad heeft verder niet kunnen vaststellen dat verweerder geprobeerd heeft om contact op te nemen met de advocaat van klager alvorens de voorzieningenrechter te vragen vonnis te wijzen. De Raad acht het verzoek van verweerder aan de rechter om vonnis te wijzen, terwijl er in onderling overleg overeenstemming bereikt was over omgang tussen klager en zijn kinderen en deze omgangsregeling liep, tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.4        De Raad acht het verzet van klager met betrekking tot dit klachtonderdeel gegrond.

5.5        Het klachtonderdeel b is daarmee gegrond.

6.             MAATREGEL

6.1    De Raad acht na te vernemen maatregel passend.

7.             BESLISSING

7.1        De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet in zoverre gegrond;

-               verklaart klachtonderdeel b gegrond;

-               verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

-               legt verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.C. van den Dries, mr. P.S. Kamminga, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 18 januari 2010.

griffier                                                                                                       voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.