ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0441 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3288/09.120

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0441
Datum uitspraak: 08-03-2010
Datum publicatie: 10-03-2010
Zaaknummer(s): R. 3288/09.120
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat van de wederpartij kan niet zonder meer worden beknot in zijn handelen ten faveure van de wederpartij.

1.             VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brief van 25 februari 2009 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 17 augustus 2009 ontvangen door de Raad.

1.2        Bij beslissing van 3 september 2009 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 7 september 2009.

1.3        Bij brief van 21 september 2009 hebben klagers verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5        Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 11 januari 2010. Ter zitting zijn klager sub 1 en verweerder verschenen

2.             DE KLACHT EN HET VERZET

Klagers verwijten verweerder dat hij:

a.      klagers onnodig in een procedure heeft betrokken;

b.      in “dealtjes” van zijn cliënten participeert, waardoor het onduidelijk dan wel misleidend is in welke hoedanigheid verweerder optreedt;

c.      bezwaar heeft gemaakt tegen een door klagers advocaat gevraagd uitstel om te dupliceren, met behulp van leugens en tendentieuze berichtgeving in een formulier B11;

d.      ten onrechte heeft gesteld dat de procedure van [bedrijf D] tegen klagers samenhangt met een procedure van [bedrijf T] tegen [bedrijf L];

e.      onjuiste informatie heeft verstrekt over faillissementsaanvragen;

f.        gesteld heeft dat klager sub 1 zich tegenover een Duitse zakenrelatie [van bedrijf D]  ten onrechte heeft voorgesteld als medewerker of vriend van [bedrijf D].

De gronden van het verzet

Klagers hebben geen nadere gronden voor het verzet aangevoerd.

3.             VERWEER

Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1    Verweerder is van mening dat geen sprake is van onnodig dagvaarden, omdat er niets is betaald en dat er verplichtingen zijn aangegaan door klagers. In de dagvaarding zelf is gemotiveerd aangegeven waarom de betrokken partijen zijn gedagvaard.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.2    Verweerder heeft gesteld dat dit klachtonderdeel geen betrekking heeft op hem.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.3    Verweerder heeft gesteld dat het hem vrijstaat om in het belang van zijn cliënt tegen het gevraagde uitstel door de wederpartij  bezwaar te maken. Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat het een tweede uitstel betrof en dat hij op goede gronden daartegen bezwaar heeft gemaakt.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.4    Verweerder stelt dat de procedures wel degelijk samenhangen. Verweerder heeft aangevoerd dat voorzover daar twijfel over mocht bestaan de advocaat van een van de eisende partijen die samenhang heeft bevestigd in zijn faillissementsaanvraag van een van de andere eisende partijen.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

3.5    Verweerder ontkent dat er onjuiste informatie is verstrekt over de faillissementsaanvraag.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

3.6    Verweerder heeft aangevoerd dat klager sub 1 zich wel degelijk ten onrechte als vriend of medewerker van de directeur van een van de cliënten heeft voorgedaan jegens de heer S.

4.      BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1    Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de plaatsvervangend voorzitter van 3 september 2009. Door klagers zijn in het verzet geen gronden aangevoerd, anders dan een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de plaatsvervangend voorzitter op 3 september 2009 heeft gegeven.

5.      BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove en mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 8 maart 2010.

griffier                                                                                                       voorzitter