ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0496 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3237/09.69

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0496
Datum uitspraak: 12-10-2009
Datum publicatie: 15-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3237/09.69
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   De advocaat heeft een beroepsfout gemaakt en dit niet met zijn cliënt gecommuniceerd. Voorts heeft de advocaat de door hem gestelde afspraken niet schriftelijk aan zijn cliënt bevestigd. Klachten gegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brief van 7 mei 2008 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 4 mei 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 24 augustus 2009. Ter zitting zijn klager, bijgestaan door mr. N.C. van Bellen, advocaat te Rotterdam, en verweerder verschenen.

FEITEN

2.1             Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.

2.2             Op of omstreeks 3 december 2003 heeft verweerder een verweerschrift tevens houdend zelfstandig verzoek ingediend bij de Rechtbank Rotterdam. De verweertermijn was op 27 november 2003 verstreken.

2.3             Op 5 januari 2004 heeft de Rechtbank Rotterdam een verstekbeschikking gegeven.

2.4             In januari 2004 heeft een bespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden.

KLACHT

3.                 Klager verwijt verweerder, dat hij:

a.      een verweerschrift tevens houdend zelfstandig verzoek betreffende een procedure tot echtscheiding te laat heeft ingediend;

b.      later in de procedure niet het nodige heeft gedaan om het beoogde effect te bereiken. Verweerder heeft werkzaamheden uitgevoerd die hij correct had moeten uitvoeren althans hij had fouten moeten herstellen;

c.      niet heeft gesteld dat verdere werkzaamheden niet door hem zouden worden uitgevoerd. Klager is van mening dat een beëindiging van de werkzaamheden nimmer heeft plaatsgevonden.

VERWEER

4.  Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1             Verweerder is van mening dat de te late indiening van het verweerschrift een gevolg was van een samenloop van omstandigheden. Verweerder heeft gesteld dat klager veelal niet bereikbaar was en herhaaldelijk betalingsbeloftes niet is nagekomen hoewel verweerder klager had voorgehouden dat dit voor verweerder een voorwaarde was voor het verrichten van zijn werkzaamheden. Omdat klager verzuimde de verzochte betalingen te doen heeft verweerder de indiening van het verweerschrift herhaaldelijk uitgesteld. Voorts is verweerder door een door hem verkeerd begrepen brief van de rechtbank in de veronderstelling geweest dat indiening van het verweerschrift binnen acht weken na 10 oktober 2003 diende plaats te vinden.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

4.2      Verweerder heeft gesteld dat hij geen vervolgacties heeft ingesteld, omdat klager nalatig bleek in zijn betalingsverplichtingen. Naar de mening van verweerder was klager zich welbewust van de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan en/of een separate procedure aan te vangen. Klager heeft er bewust voor gekozen om deze procedures niet te voeren. Verweerder heeft gesteld dat hij die mogelijkheden met klager heeft besproken. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij geen opdracht heeft gekregen van klager om bedoelde vervolgacties in te stellen. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij klager tijdens de bespreking in januari 2004 duidelijk heeft medegedeeld dat hij zijn werkzaamheden zou beëindigen, indien betaling van de openstaande declaraties uitbleef. Klager is zijn betalingstoezeggingen jegens verweerder nimmer nagekomen. Verweerder stelt derhalve dat klager wel degelijk op de hoogte was dat verweerder geen werkzaamheden meer voor hem zou verrichten.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1       De Raad stelt vast dat verweerder het verweerschrift tevens houdend zelfstandig verzoek te laat heeft ingediend. Vooropgesteld zij dat de advocaat de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de behandeling van de zaak en de zorg voor het tijdig indienen van stukken. Indien verweerder niet meer voor klager wilde optreden dan had hij op zorgvuldige wijze de opdracht neer moeten leggen en ervoor zorg dienen te dragen dat zijn cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel zou ondervinden. Dit heeft verweerder niet gedaan. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

5.2       Vooropgesteld wordt dat de in acht te nemen zorg van een advocaat met zich brengt dat gemaakte afspraken en gezamenlijk genomen beslissingen schriftelijk behoren te worden vastgelegd. Uit de stukken volgt dat klager en verweerder een tegenstrijdig standpunt innemen ten aanzien van het herstellen van de fouten die verweerder heeft gemaakt en het al dan niet continueren van de werkzaamheden door verweerder. Nu deze afspraken niet schriftelijk zijn vastgelegd, komt dit voor risico van verweerder. De klachtonderdelen b en c zijn derhalve gegrond.

MAATREGEL

6.         Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en het feit dat verweerder ter gelegenheid van de zitting geen inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelen, acht de Raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

7.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

                        -          verklaart de klachtonderdelen a tot en met c gegrond en legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2009.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe vantevoren gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.