ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0491 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3193/09.25

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0491
Datum uitspraak: 19-10-2009
Datum publicatie: 15-04-2010
Zaaknummer(s): R. 3193/09.25
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Geheimhoudingsplicht
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:  Schending geheimhoudingsplicht door doen uitlatingen over persoon klaagster tegen journalist. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

 1.         PROCEDUREVERLOOP

  1.1             Bij brief van 4 augustus 2008 heeft klaagster bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend tegen verweerster. Verweerster hield op dat moment praktijk in Leiden (arrondissement Den Haag), zodat het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden te Den Haag. Het dossier is door de Raad ontvangen op 4 februari 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 31 augustus 2009. Ter zitting is klaagster verschenen. Verweerster is met schriftelijk bericht niet verschenen.

2.         FEITEN

2.1             Klaagster stelt het slachtoffer te zijn geweest van mishandelingen. In verband daarmee heeft zij zich in 2002 tot verweerster gewend, die haar als advocaat heeft bijgestaan.

2.2             Mr. B. heeft verweerster als advocaat opgevolgd.

2.3             Naar aanleiding van door klaagster tegen verweerster ingediende klachten bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam heeft verweerster zich op enig moment laten bijstaan door mr. D..

2.4             Mr. B. voornoemd heeft mr. D. in het kader van de hiervoor bedoelde klachtprocedure bij brief van 24 april 2008 – onder meer – het volgende bericht:

”Ook ikzelf ben eergisteren gebeld door de journalist van het Algemeen dagblad over de tuchtzaken tegen uw cliënte en mr. H.. Deze journalist, K., verzocht mij om nadere inlichtingen en/of commentaar naar aanleiding van een telefoontje dat hij had ontvangen van een vrouw die anoniem wenst te blijven. (…) Niettemin vertelde K. mij dat hij op dinsdag 22 april met uw cliënte had gesproken, bij welke gelegenheid zij kennelijk wel commentaar heeft gegeven. Volgens de weergave van K. heeft uw cliënte over de mijne gezegd dat zij lijdt aan een psychische stoornis, dat haar zaak betrekking heeft op seksueel misbruik en dat zij “veertien hulpverleners heeft versleten”, kennelijk met de bedoeling om haar geloofwaardigheid aan te tasten.”

2.5             Bij beslissing van 29 juli 2008 heeft de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam alle door klaagster tegen verweerster ingediende klachtonderdelen ongegrond verklaard.

2.6             Klaagster heeft vervolgens op 4 augustus 2008 opnieuw een klacht tegen verweerster ingediend. Naar aanleiding van deze door klaagster ingediende klacht heeft verweerster bij brief van 22 oktober 2008 aan de Deken bericht:

”In het licht van dit alles heb ik toen de journalist van het AD mij benaderde, hem zeer terughoudend te woord gestaan. Ik heb hem verzocht af te zien van een publicatie nu de zaak nog onder de rechter was en te wachten tot de Raad van Discipline een uitspraak had gedaan. Voor het overige heb ik hem slechts gewezen op diverse openbare uitspraken van tuchtrechtelijke instanties, zoals die van de geestelijke gezondheidszorg, waar klaagster klachten tegen diverse voormalige hulpverleners had ingediend zodat hij zich zelf een beeld zou kunnen vormen van de persoon van klaagster en de problematiek rondom haar.”

3.         KLACHT

3.1             Klaagster verwijt verweerster – zakelijk weergegeven - dat zij in strijd met artikel 6 van de Gedragsregels voor advocaten 1992 vertrouwelijke informatie over haar heeft gelekt, althans heeft verstrekt aan de pers.

3.2             Ter toelichting op de klacht voert klaagster aan dat verweerster op 22 april 2008 vertrouwelijke informatie over haar heeft verstrekt aan een journalist van het Algemeen Dagblad, de heer K. Meer in het bijzonder zou verweerster aan deze journalist hebben meegedeeld dat klaagster lijdt aan een psychische stoornis, seksueel misbruikt is en minstens veertien hulpverleners heeft versleten. Deze mededelingen deed verweerster volgens klaagster om haar schade te berokkenen en haar geloofwaardigheid aan te tasten en volgens klaagster komt haar veiligheid door die uitlatingen in het geding. Klaagster verwijst ter adstructie naar een brief van 24 april 2008 van mr. B. aan mr. D..

4.         VERWEER

4.1             Verweerster is van mening dat van klachtwaardig handelen geen sprake is, zij niet haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden terwijl klaagster bovendien geen schade heeft geleden. Verweerster betwist de gestelde uitlatingen te hebben gedaan, maar erkent wel telefonisch met een journalist van het Algemeen Dagblad te hebben gesproken. Zij stelt deze journalist zeer terughoudend en in algemene bewoordingen te hebben geantwoord, hem te hebben verzocht af te zien van publicatie van zijn artikel vanwege het feit dat de zaak nog onder de rechter was en de uitspraak van de Raad van Discipline af te wachten. Verweerster heeft in haar verweer gemeld dat zij de journalist heeft verwezen naar diverse openbare uitspraken van tuchtrechtelijke instanties, zoals die van de geestelijke gezondheidszorg, zodat hij zich een beeld van de persoon van klaagster en haar problematiek zou kunnen vormen. De journalist in kwestie heeft van publicatie afgezien.

5.         BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1             De Raad leest de klacht van klaagster aldus, dat zij deze niet bedoelt te beperken tot de door haar daarin geciteerde uitlatingen, maar verweerster in algemene zin schending van haar geheimhoudingsplicht (artikel 6 van de Gedragsregels voor advocaten 1992) verwijt. De Raad is van oordeel dat de klacht gegrond is.

5.2             De verplichting tot geheimhouding geldt als een fundamenteel beginsel voor de advocaat in de uitoefening van zijn beroep, dat slechts in uiterst zeldzame gevallen uitzondering lijdt. Die geheimhouding geldt zowel de bijzonderheden van door hem behandelde zaken als de persoon van zijn cliënt(e) en de aard en omvang van diens belangen.

5.3             Door de journalist van het Algemeen Dagblad te verwijzen naar diverse openbare uitspraken van tuchtrechtelijke instanties, zoals – meer specifiek -  die van de geestelijke gezondheidszorg, heeft verweerster de op haar rustende verplichting tot geheimhouding geschonden. Niet gebleken is dat sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in lid 2 van Gedragsregel 6. Verweerster had eenvoudig kunnen en moeten volstaan met de mededeling aan de journalist dat zij geen commentaar gaf.

6.         MAATREGEL

6.1             Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

7.         BESLISSING

7.1             De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

            -           verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerster de maatregel van

                        een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mw. mr. M.F. Baaij, voorzitter, mw. mr. J.C. van den Dries, mr. R. de Haan, mw. mr. P.O.M. van Boven-De Groot, mr. E.J. van der Wilk, leden, en mw. mr. M.M.C. van der Sanden, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 oktober 2009.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.