ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0470 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3192/09.24

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0470
Datum uitspraak: 09-11-2009
Datum publicatie: 10-03-2010
Zaaknummer(s): R. 3192/09.24
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Optreden tegen een voormalig cliënt in casu tuchtrechtelijk verwijtbaar. Berisping.

PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brief van 7 september 2007 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 4 februari 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 28 september 2009. Ter zitting is verweerder verschenen. Klaagster is met schriftelijk voorbericht niet verschenen.

FEITEN

2.1             Verweerder en zijn kantoorgenoten hebben in de periode augustus 2004 tot april 2007 voor klaagster opgetreden alsmede voor de aan haar gelieerde vennootschappen.

2.2             De heer R.M. V. was destijds directeur en bestuurder van de meeste vennootschappen van klaagster en O. B.V. In de laatstgenoemde vennootschap bestond een 50% deelneming van klaagster. De andere 50% werd gehouden door de heer R.M. V.

2.3             Eind februari 2007, begin maart  2007, heeft de heer H. (voormalige bestuurder van een van aan klaagster gelieerde vennooschappen) verweerder telefonisch medegedeeld dat de heer R.M. V. werd verdacht van financiële onregelmatigheden bij O. B.V.

2.4             Verweerder heeft de heer H. toen meegedeeld dat hij er verstandig aan deed de administratie veilig te stellen en een onderzoek naar de boeken te laten uitvoeren door een onafhankelijk accountant.

2.5             Op verzoek van de heer H. heeft verweerder de heer R.M. V. gepolst voor een gesprek.

2.6             Eind april, begin mei 2007 zijn de bij het kantoor van verweerder in behandeling zijnde dossiers betreffende klaagster en de aan haar gelieerde vennootschappen overgedragen aan een opvolgend advocaat.

2.7             Verweerder heeft mr. B. in 2007 verzocht en bereid gevonden voor O. B.V. en de heer R.M. V. voor de buitenwacht als raadsman op te treden in diverse procedures tegen aan klaagster gelieerde ondernemingen, te weten S. B.V., V. B.V. en E. B.V.

2.8             Mr. B. en verweerder houden niet op hetzelfde kantoor praktijk.

2.9             De heer H. is een van de bestuurders van de Stichting Administratiekantoor V.

2.10        Bij e-mail bericht van 21 mei 2007 heeft verweerder aan de heer R.M. V. bevestigd dat hij voor hem zou optreden in een aantal in de brief genoemde dossiers, met dien verstande dat in de zaak tegen S. B.V., V. B.V. en E.t B.V. vooralsnog mr. B. naar buiten zou optreden als advocaat van O. B.V. en met dien verstande dat verweerder als juridisch adviseur van de heer R.M. V. zal optreden en mr. B. in die hoedanigheid van instructies zal voorzien.

2.11        Bij faxbrief van 31 mei 2007 heeft verweerder aan mr. B. bevestigd dat deze bereid is als advocaat op te treden namens O. B.V. en de heer R.M. V. in de diverse geschillen tussen de vennootschap en de 50% aandeelhouder daarvan de heer R. M. V.

2.12        In voornoemde faxbrief schrijft verweerder onder meer:

            “Hoewel het u vrij staat om rechtstreeks contact te onderhouden met de heer V. (red.) zal ik over het algemeen als contactpersoon optreden omdat ik de achtergronden goed ken. Als gewezen advocaat van de klaagster (red.) staat het mij in beginsel vrij om namens O. B.V. tegen klaagster (red.) op te treden omdat de problematiek niet feiten en omstandigheden betreft waar ik weet van heb maar om optische redenen acht ik het beter om niet als zodanig naar buiten te treden”.

“Bijgaand zend ik u een kopie van mijn e-mail van heden aan hem en kopieën van de concepten die ik voor hem heb opgesteld en tenslotte kopieën van brieven van mr. S. (red.) waar die concepten betrekking op hebben. De heer R.M. V. zal dezer dagen een voorschot naar uw derdengeldenrekening overmaken van € 10.000,--. Dat is voor ons beiden bestemd.”

2.13        Uit de stukken volgt dat mr. B. als advocaat voor de heer R.M.V. en O. B.V. tegen S. B.V., V. B.V. en E. B.V. optreedt en hiervoor instructie vraagt of krijgt van verweerder.

KLACHT

3.         Klaagster is van mening dat het verweerder niet vrijstaat om als raadsman op te treden voor de heer R.M. V. en O. B.V. in diverse geschillen met aan klaagster gelieerde vennootschappen. Desalniettemin treedt verweerder feitelijk als raadsman van O. B.V. en de heer R.M. V. op in diverse geschillen met aan klaagster gelieerde vennootschappen, terwijl mr. B. in die zaken op verzoek van verweerder als raadsman van zijn cliënten optreedt, zonder dat de rol van verweerder aan de diverse wederpartijen of derden kenbaar is gemaakt.

VERWEER

4.         Verweerder betwist dat het hem niet vrij zou staan voor O. B.V. en de heer R.M. V. op te treden tegen klaagster. Verweerder en zijn kantoorgenoten hebben in het verleden alleen de procespraktijk van klaagster en aan haar gelieerde vennootschappen van bijstand voorzien en niet de adviespraktijk.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1             Vooropgesteld wordt dat het de advocaat niet is toegestaan tegen een voormalig cliënt of een bestaande cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem op te treden, tenzij:

a.                  de aan de advocaat toevertrouwde of toe te vertrouwen belangen niet betreffen dezelfde kwestie ten aanzien waarvan de voormalige cliënt of bestaande cliënt werd of wordt bijgestaan door de advocaat of een kantoorgenoot van hem, de aan de advocaat toevertrouwde belangen of toe te vertrouwen belangen ook geen verband hielden of houden met die kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is;

b.                  de advocaat of zijn kantoorgenoot niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van zijn voormalige cliënt of bestaande cliënt, dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon dan wel het bedrijf van de voormalige cliënt of de bestaande cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de zaak tegen de voormalige cliënt of de bestaande cliënt;

c.                  ook overigens niet van redelijke bezwaren is gebleken aan de zijde van de voormalige of de bestaande cliënt of aan de zijde van de partij, die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend.

5.2             Klaagster heeft onweersproken gesteld dat verweerder heeft gesproken met de heer H. over de aanpak van de zaak tegen de heer R.M. V. De Raad is met klaagster dan ook van oordeel dat geen sprake is van een van de uitzonderingsgevallen genoemd in gedragsregel 7 lid 5 onder 1 tot en met 3. Het stond verweerder derhalve niet vrij op te treden voor de heer R.M. V. en/of O. B.V.

5.3             Nu de Raad heeft vastgesteld dat het verweerder niet vrij stond de belangen van de heer R.M. V. en/of O. B.V. te behartigen, stond het verweerder ook niet vrij mr. B. terzake te instrueren. De Raad overweegt dat door het kiezen van de onderhavige constructie verweerder heeft verheimelijkt dat niet mr. B., maar verweerder zelf de belangen van de heer R.M. V. en/of O. B.V. behartigde. Verweerder heeft zich derhalve niet gedragen jegens klaagster zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De Raad acht de klacht gegrond.

MAATREGEL

6.         Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van berisping passend en geboden.

BESLISSING

7.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

                        -          verklaart de klacht gegrond en legt terzake aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. P. H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. W.P. Brussaard, mr. P.S. Kamminga, mr. E.J. van der Wilk, leden, en mw. mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2009.

griffier                                                                                                           voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren. Na daartoe voorafgaand gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.