ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0462 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3258/09.90

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0462
Datum uitspraak: 16-11-2009
Datum publicatie: 10-03-2010
Zaaknummer(s): R. 3258/09.90
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Nalaten vragen te stellen aan getuige in het voorlopige voorzieningen getuigenverhoor. (Te)laat leggen van conservatoir beslag ondanks verzoeken daartoe. Het houden van een zinloos pleidooi en daarvoor excessief declareren. Innen openstaande facturen zonder vooraf gegeven waarschuwing. Klachten ongegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1        Bij brief van 4 maart 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is op 4 juni 2009 door de Raad ontvangen.

1.2        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.3        De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 21 september 2009 waarbij klager alsmede verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde, tevens kantoorgenoot, mr. B., zijn verschenen.

FEITEN

2.1        Verweerder heeft klager van 2002 tot 2009 bijgestaan in procedures tegen W. BV (pensioenadviseur) en X. BV (een financier).

2.2        Verweerder heeft klager voorafgaande aan de procedures geadviseerd naar aanleiding van klachten over de advisering door W. BV rond het dichten van een pensioengat, dat ontstaan was bij klager doordat hij gedurende langere tijd in het buitenland werkzaam was geweest.

2.3        Uiteindelijk is in twee instanties geprocedeerd tegen W. en X. BV. Verweerder en twee kantoorgenoten hebben klager in deze procedures bijgestaan.

2.4        Tot 2004 heeft verweerder de procedures gevoerd met zijn kantoorgenoot mr. D. en vanaf 2004 met zijn kantoorgenoot mr. Z.

2.5        In verband met een voorlopig getuigenverhoor dat gehouden is op 5 april 2005 en 18 mei 2005 heeft klager de kantoorgenoot van verweerder, mr. Z., bij e-mailberichten van 6 maart 2005 en 29 maart 2005 onder meer een overzicht toegestuurd van vragen, die zijns inziens gesteld dienden te worden, aan de te horen getuigen.

2.6        Mr. Z. heeft tijdens het getuigenverhoor een aantal van de door klager opgestelde vragen niet aan één van de getuigen gesteld.

Bij e-mailbericht van 13 december 2007 heeft mr. Z. klager omtrent dit punt meegedeeld:

“ten aanzien van het getuigenverhoor geldt dat ik die vraag bewust niet stelde, de heer V. (getuige: opmerking griffier) sprak tijdens het gehele getuigenverhoor niet volledig de waarheid, althans zijn getuigenis loopt niet volledig in lijn met uw uitleg van de gesprekken. De kans dat hij als antwoord op de vraag gezegd had dat hij wel degelijk had gewaarschuwd voor de verliezen achtte ik (en dat doe ik nog steeds) dermate groot dat ik die vraag bewust niet stelde. Had hij immers aangegeven wel gewaarschuwd te hebben, dan zou dat uw positie nog verder geschaad hebben.”.

2.7        Klager heeft verweerder lopende de procedures een aantal malen verzocht ter meerdere zekerheid van zijn vordering conservatoire beslagen te laten leggen.

2.8        Bij e-mail van 28 juli 2008 heeft mr. Z. klager een kostenraming gestuurd voor onder meer een verhaalsonderzoek in verband met mogelijk te leggen conservatoir beslag.

2.9        Bij e-mailbericht van 10 augustus 2008 heeft klager verweerder onder meer geschreven:

“Ik wil u derhalve verzoeken om zich te beperken tot een volledige beslag legging, en een vlammend pleidooi.

Ik zou het op prijs stellen indien u hierbij de feitelijke en zakelijke kant van de affaire zou willen verwoorden.”.

2.10    Op 18 november 2008 hebben verweerder en mr. Z. klager bijgestaan in het bij het Hof ’s-Gravenhage gehouden pleidooi. Zowel verweerder als mr. Z. hebben een deel van het pleidooi voor hun rekening genomen.

2.11    Voor de in het kader van het pleidooi verrichte werkzaamheden heeft verweerder klager een factuur gestuurd van € 9.460,50 inclusief BTW en kantoorkosten. Klager heeft deze factuur niet voldaan.

2.12    Per e-mailbericht van 10 oktober 2008 heeft verweerder klager uitstel van betaling verleend tot 31 december 2008.

2.13    Bij brief van 13 februari 2009 heeft verweerder klager aangezegd dat zijn vordering op klager uit handen zou worden gegeven indien niet binnen één week betaling volgde.

2.14    Bij brief van 20 februari 2009 heeft het door (het kantoor van) verweerder ingeschakelde incassobureau klager gesommeerd de openstaande declaraties te voldoen te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten.

2.15    Klager heeft daarop het totaal verschuldigde bedrag vermeerderd met genoemde buitengerechtelijke kosten voldaan.

2.16    Kort na het houden van het pleidooi is W. BV in staat van faillissement verklaard en is de procedure bij het hof geschorst.

KLACHT

3.               Klager verwijt verweerder dat:

a.      zijn kantoorgenoot mr. Z. tijdens het voorlopig getuigenverhoor nagelaten heeft cruciale vragen te stellen aan een getuige zonder hierover overleg te plegen met klager;

b.      verweerder niet eerder dan in 2008 beslag heeft laten leggen op tegoeden van W. BV.;

c.      deze een zinloos pleidooi heeft gehouden, welk pleidooi tegen de afspraak in deels door mr. Z. werd voorgedragen, en daarvoor een exorbitante nota heeft toegestuurd,

d.      verweerder, zonder voorafgaande waarschuwing een incassobureau heeft ingeschakeld, toen de facturen onbetaald bleven.

VERWEER

4.             Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

4.1        De kantoorgenoot van verweerder heeft tijdens het voorlopige getuigenverhoor een inschatting gemaakt of vragen al dan niet gesteld dienden te worden, gelet op de beantwoording van eerder, door de rechter, aan de getuige gestelde vragen. Mr. Z. verwachtte dat de getuige een voor klager nadelig antwoord zou geven, terwijl de eerder gegeven antwoorden voldoende leken om het standpunt van klager nader te bepleiten. Mr. Z. heeft de belangen van klager tijdens dit verhoor op correcte wijze behartigd.

4.2         In de jaren dat verweerder klager heeft bijgestaan is herhaalde malen met hem gesproken over het leggen van beslag. Verweerder achtte het leggen van conservatoir beslag niet opportuun. Er lagen immers al conservatoire beslagen van derden, die het onttrekken van vermogen verhinderden.

4.3         In 2008 is slechts op uitdrukkelijk verzoek van klager beslag gelegd. Verweerder vond ook in 2008 dat het leggen van beslag klager weinig van nut zou zijn. Doordat de wederpartij na het leggen van beslag failleerde, verloren de gelegde conservatoire beslagen hun kracht. Indien eerder beslag gelegd zou zijn, zou dit niet anders zijn geweest. De eerder aan klager gegeven adviezen ten aanzien van het leggen van beslag zijn niet op schrift gesteld.

4.4         Verweerder heeft klager nooit toegezegd het pleidooi zelf te houden. In de conceptpleitnota is duidelijk een onderscheid gemaakt tussen hetgeen verweerder zelf en hetgeen zijn kantoorgenoot zou voordragen.

4.5         Er is verweerder evenmin toegezegd dat voor de in het kader van het pleidooi verrichte werkzaamheden een gemitigeerde factuur gestuurd zou worden. Wel kan gezegd zijn dat verweerder en diens kantoorgenoot de te verrichten werkzaamheden tot de hoogst noodzakelijke zouden beperken. Het is verweerder niet eerder dan na het lezen van het voorlopig oordeel van de Deken duidelijk geworden dat klager zich ook beklaagde over de hoogte van de factuur. Was dat verweerder duidelijk geweest dan was een begrotingsprocedure gestart. Verweerder heeft klager, net als voor twee eerdere facturen, uitstel van betaling verleend tot eind 2008 in verband met betalingsonmacht. Na eind 2008 gaf klager er geen blijk van te zullen betalen, zodat verweerder zich genoodzaakt zag een incassobureau in te schakelen. Klager heeft van zijn voornemen daartoe klager schriftelijk op de hoogte gebracht. Het incassobureau heeft op dezelfde dag als dat deze de opdracht ontving, klager aangeschreven. Klager heeft direct daarop de volledige vordering en incassokosten voldaan. 

Verweerder heeft klager voldoende in de gelegenheid gesteld om de factuur te voldoen of een betalingsregeling voor te stellen en hem bovendien van het inschakelen van een incassobureau op de hoogte gesteld. Verweerder heeft correct jegens klager gehandeld .

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ad klachtonderdeel a.

5.1        Het behoort tot de vrijheid van de advocaat om het beleid in de zaak van een cliënt te bepalen. Het was aan mr. Z. om tijdens het voorlopige getuigenverhoor de inschatting te maken om bepaalde vragen, die klager gesteld wenste te zien aan de betreffende getuigen, al dan niet te stellen.

5.2        Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b.

5.3        Verweerder heeft gesteld dat de reden dat er in de jaren voor 2008 geen beslag gelegd is, besproken is met klager. Gebleken is verder dat verweerder, na opnieuw uitdrukkelijk verzoek daartoe van klager, in 2008 beslag heeft laten leggen. Het feit dat door het later uitgesproken faillissement van de beslagene, het beslag uiteindelijk van generlei waarde is geworden, doet hieraan niet af.

5.4        Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c.

5.5        Onvoldoende is komen vast te staan dat klager er voor het pleidooi niet van op de hoogte is geweest dat het pleidooi door verweerder en diens kantoorgenoot mr. Z zou worden gehouden. In de in concept aan klager toegezonden pleitaantekeningen is vermeld dat een deel van het pleidooi door mr. Z zou worden voorgedragen, zodat klager omtrent het gezamenlijk houden van het pleidooi op de hoogte moet zijn geweest.

5.6        De Raad heeft voorts niet kunnen vaststellen dat partijen afgesproken hebben dat de declaratie voor de door verweerder en mr. Z. te verrichten werkzaamheden ter zake van het pleidooi zou worden gematigd. Voor zover met het klachtonderdeel tevens bedoeld is te stellen dat er sprake is geweest van excessief declareren door verweerder, heeft klager dit onvoldoende onderbouwd en is dit ook niet anderszins gebleken.

5.7        Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel d.

5.8        De Raad heeft vastgesteld dat verweerder klager op de hoogte heeft gesteld van zijn voornemen de vordering uit handen te geven, indien klager niet alsnog zou betalen. Het ingeschakelde bureau heeft direct gevolg gegeven aan de opdracht. In verband met vakantie heeft klager het bericht van verweerder en dat van het daarna ingeschakelde incassobureau gelijktijdig ontvangen, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat klager incassokosten diende te voldoen. Dit acht de Raad ongelukkig, maar niet klachtwaardig.

5.9        Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

BESLISSING

6.             De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. J.C. van den Dries, mr. R. de Haan, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, plv. grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 16 november 2009.

voorzitter                                                                                          griffier

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.