ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3336 Raad van Discipline Leeuwarden 83/10

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2012:YA3336
Datum uitspraak: 23-03-2012
Datum publicatie: 27-09-2012
Zaaknummer(s): 83/10
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient zich na afloop van een strafzaak met de cliënt zelf te verstaan over de inhoud van de uitspraak en de vraag of hoger beroep dient te worden aangetekend. Indien in dezelfde zaak rechtshulp is verleend aan een echtpaar waarbij alleen met de vrouw naar aanleiding van de uitspraak is gesproken en door de advocaat is gezegd dat hij beiden adviseert in de uitspraak te berusten, mag er niet van worden uitgegaan dat de vrouw dit aan haar echtgenoot overbrengt. Het ligt op de weg van de advocaat om hierover zelf met de cliënt te communiceren. Klacht gegrond. Er wordt een enkele waarschuwing opgelegd.

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 83/10

Bij brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen van 11 november 2010 is op 12 november 2010 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

de heer [  ]

klager

tegen

mr. [  ]

verweerder

Procesverloop

De raad, bestaande uit mrs.C. van den Noort, voorzitter, E. van Asselt-Pronk ,G.J. van der Veer, M.M. Wiersema en P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C van der Kwaak-Wamelink , griffier, heeft in een openbare zitting te Groningen  op 16 december 2011 de klacht behandeld.

Verschenen zijn mr. U. van Ophoven, gemachtigde van klager en verweerder.

De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

Feiten

Klager en zijn echtgenote hebben zich gewend tot verweerder met het verzoek hen bij te staan in een tegen beiden aanhangig gemaakte strafzaak terzake van

1. primair: het plegen van opzet heling een gewoon te maken (art. 417 Sr) en subsidiair: opzet heling (art. 416 Sr); meer subsidiair: schuldheling (art. 417 bis Sr)

2. witwassen (art. 420 bis / ter Sr).

Ter zitting van de politierechter te A. van 21 augustus 2009 waarbij klager werd vertegenwoordigd door verweerder en zijn echtgenote in persoon is verschenen, zijn beiden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, doch beiden werden wel veroordeeld wegens de meer subsidiair ten laste gelegde schuldheling tot werkstraffen van 80 uur. Ter zitting van de raad heeft verweerder aangevoerd dat de tenlastelegging ter zitting van de politierechter nog is gewijzigd in die zin dat toen tevens schuldheling ten laste is gelegd.

De dagvaarding met betrekking tot het tweede feit werd nietig verklaard.

Tevens werden ontnemingsvorderingen ten aanzien van klager en zijn echtgenote van tweemaal € 16.936,01 afgewezen.

De echtgenote van klager heeft besloten in het vonnis te berusten en de haar opgelegde werkstraf uit te voeren. Klager heeft verweerder gevraagd hoger beroep in stellen, hetwelk is gebeurd bij akte d.d. 10 september 2009. Het openbaar ministerie heeft eveneens appel ingesteld. Het hoger beroep van de zijde van het openbaar ministerie is ingetrokken op 12 juli 2010.

Het gerechtshof L. heeft geoordeeld dat het appel door klager te laat is ingesteld en derhalve niet-ontvankelijk is.

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder heeft ten onrechte geen hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de politierechter te A. van 21 augustus 2009 en hierover evenmin met klager contact gehad.

De dagvaarding voor de zitting van de politierechter te A.van 21 augustus 2009 is aan klager in persoon betekend. Om hem moverende redenen heeft klager destijds besloten niet op de zitting aanwezig te zijn. Verweerder is als gemachtigde van klager ter zitting verschenen en heeft aldaar namens klager het woord gevoerd. Klager heeft vóórdien verschillende malen tegen verweerder gezegd dat, indien hij zou worden veroordeeld, er hoger beroep moest worden ingesteld. Verweerder heeft op 10 september 2009 namens klager hoger beroep aangetekend. Aangezien de dagvaarding in persoon was betekend en klager geacht werd op de zitting te zijn verschenen (verweerder is als zijn gemachtigde opgetreden), was de beroepstermijn twee weken. Het hoger beroep bleek te laat te zijn ingediend en is niet-ontvankelijk verklaard.

Klager was niet op de hoogte van de uitspraak van de politierechter en van het feit dat hiertegen binnen twee weken hoger beroep moest worden ingesteld. Bovendien had klager erop gerekend dat verweerder hoger beroep zou instellen, zoals klager ook zelf had aangegeven. Klager verkeerde in een labiele psychische situatie en is nog steeds onder behandeling van de GGZ / AFPN te A. Verweerder heeft, ondanks het feit dat hij wist dat klager in geval van veroordeling in hoger beroep wilde, niet uit zichzelf appel aangetekend en evenmin het initiatief genomen om hierover met klager in contact te treden. Verweerder heeft klager ook niet anderszins van de uitspraak op de hoogte gesteld. Het hoger beroep is door verweerder ingesteld nadat er telefonisch overleg was geweest met de echtgenote van klager.

Er is enige tijd verstreken sedert het incident en het indienen van de klacht. Dit is veroorzaakt doordat klager en zijn echtgenote pas in de maand april 2010 uitgebreid met de gemachtigde van klager over de strafzaak en de consequenties daarvan hebben gesproken, terwijl tevens een grote rol speelt dat klager zeer gedeprimeerd is en wellicht lijdt aan een ernstige depressie.

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder heeft de echtgenote van klager ter zitting van de politierechter te A. van 21 augustus 2009 bijgestaan en heeft, als gemachtigde van klager, die om hem moverende redenen niet ter zitting is verschenen, het woord gevoerd. Klager en zijn echtgenote zijn veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur. De ontnemingsvorderingen werden afgewezen. De echtgenote van klager heeft in het vonnis berust en de werkstraf uitgevoerd.

In een gesprek met verweerder op 7 augustus 2009 heeft klager verweerder laten weten dat hij, indien hij zou worden veroordeeld, in hoger beroep wenste te gaan omdat hij “toch geen eerlijk proces zou krijgen”. Nadat verweerder ervan in kennis was gesteld dat het openbaar ministerie in hoger beroep was gegaan, heeft hij dit op 9 september 2009 aan de echtgenote van klager meegedeeld. In dit gesprek liet de echtgenote van klager weten dat klager zelf ook in hoger beroep wilde gaan. Hoewel verweerder te kennen gaf dat de appeltermijn was verstreken, heeft hij desalniettemin op 10 september 2009 appel ingesteld.

De echtgenote van klager heeft bevestigd dat zij klager na de zitting van de politierechter van de uitspraak op de hoogte heeft gesteld. Klager heeft dit aan verweerder bevestigd. Gelet op het gegeven advies van verweerder om van het instellen van beroep af te zien, was het aan klager zelf geweest om hoger beroep in te stellen of een advocaat hiertoe opdracht te geven. Verweerder heeft van klager binnen de beroepstermijn geen opdracht gekregen tot het instellen van hoger beroep en zou dit ook niet zonder meer hebben geaccepteerd. Het is verweerder niet duidelijk waarom klager denkt dat hij in hoger beroep een kans zou hebben gehad op algehele vrijspraak.

Klager heeft verweerder niet gezegd dat hij psychisch niet in staat was de zitting van de politierechter van 21 augustus 2009 bij te wonen.

Verweerder meent dan ook dat de klacht als ongegrond moet worden afgewezen.

Voorts voert verweerder aan dat de klacht niet tijdig is ingediend. Klager was ermee bekend dat eerst op 10 september 2009 hoger beroep is ingesteld. In een later gesprek op 19 oktober 2009 op het kantoor van verweerder heeft verweerder klager en zijn echtgenote nog eens gezegd dat weliswaar op 10 september 2009 beroep was ingesteld, maar dat de beroepstermijn zijns inziens toen al was verstreken. Eerst bij brief van de gemachtigde van klager van 14 juli 2010 klaagt klager over het te laat instellen van hoger beroep. Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beoordeling

Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of klager ontvankelijk is in zijn klacht.  Klager heeft gemotiveerd aangevoerd waarom hij eerst na contact met zijn gemachtigde in april 2010 heeft ingezien dat verweerder zijn belangen onvoldoende heeft behartigd. Onder die omstandigheden kan niet gesteld worden dat een tijdsverloop van ongeveer tien maanden te lang is geweest. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.

Ten aanzien van de klacht zelf overweegt de raad dat als onbetwist vaststaat dat klager reeds vóór de zitting van de politierechter te A. van 21 augustus 2009 heeft aangegeven dat hij in geval van veroordeling, in hoger beroep wenste te gaan. Omdat verweerder de uitspraak van de politierechter met de echtgenote van klager heeft besproken en haar heeft geadviseerd om geen hoger beroep in te stellen, is verweerder er vanuit gegaan dat de echtgenote van klager dit met klager zou bespreken en dat klager zo nodig zelf contact zou opnemen met verweerder. De raad acht dat niet juist. Het had op de weg van verweerder gelegen om, als raadsman van klager, na de uitspraak het vonnis en de mogelijkheid van hoger beroep aan klager mee te delen en daarover in  ieder geval rechtstreeks met hem contact te hebben. Dit klemt temeer nu is komen vast te staan dat op de zitting, waar klager dus niet bij aanwezig was, de tenlastelegging is gewijzigd en verweerder daarover in het geheel  niet met klager heeft gesproken. De klacht is dan ook gegrond.

Beslissing

De raad van discipline oordeelt de klacht gegrond en legt verweerder een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mrs. C. van den Noort , plaatsvervangend voorzitter, E. van Asselt-Pronk, G.J. van der Veer, M.M. Wiersema en P.H.F. Yspeert, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad te Leeuwarden van 23 maart 2012 door mr. P. Schulting, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voorzitter                      Griffier

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van 30 dagen is de dag na de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. per post: het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

b. bezorging: de griffie van het Hof van Discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

c. per fax: het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijk met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 07.