ECLI:NL:TADRLEE:2011:YA2945 Raad van Discipline Leeuwarden 96/10

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2011:YA2945
Datum uitspraak: 08-08-2011
Datum publicatie: 02-07-2012
Zaaknummer(s): 96/10
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient er zorg voor te dragen dat de appeldagvaarding tijdig wordt aangebracht, ook als het hoger beroep wordt gebruikt als drukmiddel om een schikking te bereiken. Tijdig dient met de cliënt te worden afgestemd of de zaak in appel al dan niet wordt aangebracht en dergelijke afspraken dienen schriftelijk te worden gemaakt. Nu dit niet is gebeurd is dit de advocaat aan te rekenen. Klacht is gegrond en aan de advocaat wordt een waarschuwing opgelegd.

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 96/10

Bij brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen van 20 december 2010 is op 22 december 2010 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

de heer [ ]

klager

tegen

mr. ing. [ ]

verweerder

Procesverloop

De raad, bestaande uit mrs. M.M.A. Wind, voorzitter, M.I. van Horssen-Bok, H.J. Meijer, J.P van Stempvoort, M.M. Wiersema, leden en mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier, heeft in een openbare zitting te Groningen op 27 mei 2011 de klacht behandeld.

Ter zitting zijn zowel klager als verweerder verschenen. De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

Feiten

Klager heeft bij de rechtbank A. een procedure gevoerd tegen K., welke procedure heeft geleid tot een veroordeling van klager tot betaling aan K. van € 125.009,50 met daarover te betalen rente vanaf 25 augustus 2003 en tot betaling van de proceskosten van € 16.000,00. Klager werd destijds bijgestaan door mr. J.B.

In of omstreeks november 2008 heeft verweerder de zaak overgenomen van mr. J.B. waarbij werd afgesproken dat er hoger beroep zou worden ingesteld ‘met een lange termijn’, zodat de tegenpartij mogelijkerwijs bereid zou zijn om te onderhandelen. De appeldagvaarding is betekend op 12 november 2008 en gedagvaard is tegen 18 februari 2009 (op nader aan te voeren gronden).

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder heeft de appeldagvaarding laten betekenen op 12 november 2008 doch heeft verzuimd de zaak aan te brengen tegen de eerst dienende dag te weten 18 februari 2009.

In overleg met klager heeft verweerder afgesproken dat hoger beroep zou worden ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank A. van 27 februari 2008 en 20 augustus 2008 met een ruime termijn, zodat er alle gelegenheid zou zijn om met de wederpartij te onderhandelen over een schikking. Het hoger beroep zou als drukmiddel kunnen worden gebruikt. Klager zou zijn huis verkopen en met de uiteindelijke overwaarde de schikking betalen. Het bedrag van de overwaarde zou ongeveer € 25.000,00 à € 30.000,00 bedragen.

Eind februari 2009 ontving klager bericht dat de appeldagvaarding van 12 november 2008 niet was aangebracht tegen 18 februari 2009, waardoor de vonnissen van de rechtbank A. van 27 februari 2008 en 20 augustus 2008 in kracht van gewijsde waren gegaan. Toen had klager geen drukmiddel meer om tot een schikking te komen. Klager heeft getracht verhaal te halen bij verweerder, maar deze heeft niet meer gereageerd. Klager moest het zelf maar zien te klaren. Uiteindelijk is de zaak toch geschikt op € 30.000,00, maar dat heeft aanzienlijke extra kosten voor klager met zich meegebracht. Hij heeft een dure lening moeten afsluiten met afsluitprovisie, notariskosten etc.

Ook heeft hij nog een advocaat om advies moeten vragen waarvoor klager € 624,75 moest betalen. Klager dreigde er aan onderdoor te gaan.

Naast het niet tijdig aanbrengen van de appeldagvaarding is verweerder ernstig te kort geschoten in de communicatie naar klager toe.

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klager heeft zich na bovengenoemde einduitspraak van de rechtbank A. tot verweerder gewend. Afgesproken was dat verweerder een appeldagvaarding zou uitbrengen tegen een veel later gelegen datum, zodat klager met zijn wederpartij mogelijkerwijs tot een schikking zou kunnen komen. Wel is besproken dat het hoger beroep in feite kansloos was. Tijdens het gesprek gaf klager aan dat hij bezig was zijn woning te verkopen waarna, na betaling van een persoonlijke lening aan de bank en de proceskosten, een bedrag van circa € 30.000,00 zou resteren, welk bedrag zou kunnen worden aangewend om de schikking te betalen.

Kort na het uitbrengen van de appeldagvaarding liet de advocaat van de wederpartij weten dat er geschikt kon worden tegen betaling van een bedrag van € 50.000,00. Uiteindelijk ging de wederpartij akkoord met betaling van € 30.000,00 tegen finale kwijting. Pas nadat hierover overeenstemming was bereikt, kwam klager met het verhaal dat hij het geld niet direct had, doch dat hij een koper had voor zijn woning die bereid was dit bedrag voor te schieten. Deze koper zou rechtstreeks onderhandelen met de advocaat van de tegenpartij. Uiteindelijk is afgesproken dat € 10.000,00 zou worden aanbetaald en dat de woning uiterlijk 1 augustus 2009 zou worden geleverd, waarna de resterende € 20.000,00 zou worden betaald.

Voorts voert verweerder aan dat alles er op was gericht om een schikking te bewerkstelligen. Door het daadwerkelijk aanbrengen van de dagvaarding zou een aanzienlijk bedrag aan griffierecht verschuldigd zijn, terwijl het om een kansloze procedure ging. Bovendien diende klager een eigen bijdrage te betalen van € 700,00 omdat hij op basis van een toevoeging procedeerde. Verweerder had de regeling van € 30.000,00 al op 6 februari 2009 rond en deze is uiteindelijk ook afgesloten.

Verweerder had klager gevraagd hem uiterlijk donderdag 8 februari 2009 te berichten indien het niet gelukt was met de koper. Klager nam echter pas op maandag contact met verweerder op. Verweerder heeft toen nog getracht de zaak aan te brengen door de stukken per aangetekende post naar het hof te zenden. Daarbij heeft hij zich niet gerealiseerd dat de stukken er volgens het rolreglement al op maandag bij het hof moesten zijn. Verweerder had nog een herstelexploot kunnen laten uitbrengen. Dat hij klager daarop niet heeft gewezen, spijt hem. Hij rekent dat zichzelf aan.

Beoordeling

Vast staat dat verweerder heeft verzuimd de appeldagvaarding tijdig bij het gerechtshof L. aan te brengen.

Verweerder heeft aangevoerd dat hij meende dat de stukken nog op tijd bij het hof zouden zijn als hij ze op maandag 16 februari 2009 per aangetekende post verzond, doch dat was een niet verschoonbare misvatting die voor risico van verweerder komt. Zoals verweerder zelf ter zitting heeft aangevoerd had hij het verzuim nog kunnen herstellen door (binnen 14 dagen na de in de dagvaarding vermelde roldatum) een herstelexploot te laten uitbrengen (art. 353 Rv juncto art. 125 lid 4 Rv). Dat heeft hij niet gedaan.

De raad is van oordeel dat verweerder aldus tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

De stelling van verweerder dat het nooit de bedoeling is geweest de zaak aan te brengen, kan aan dat oordeel niet afdoen, nu verweerder heeft nagelaten deze afspraak schriftelijk vast te leggen en klager betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt.

De raad oordeelt de klacht gegrond, maar houdt bij de oplegging van de maatregel rekening met de omstandigheid dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat hij de gang van zaken betreurt en dat hij er van heeft geleerd.

Beslissing

De raad oordeelt de klacht gegrond en legt verweerder een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mrs. M.M.A. Wind, voorzitter, M.I. van Horssen-Bok, H.J. Meijer, J.P van Stempvoort, M.M. Wiersema, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad te Leeuwarden van 8 augustus 2011 door mr. P. Schulting, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.