ECLI:NL:TADRLEE:2011:YA2944 Raad van Discipline Leeuwarden 21a/11 21b/11

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2011:YA2944
Datum uitspraak: 19-09-2011
Datum publicatie: 02-07-2012
Zaaknummer(s):
  • 21a/11
  • 21b/11
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Het niet spoedig aanhangig maken van een echtscheidingsprocedure, ondanks het feit dat de cliënt daar meermalen om heeft verzocht, is tuchtrechtelijk verwijtbaar, er volgt een waarschuwing. Het niet reageren op verzoeken van de deken om een reactie op klachten en daarmee het frustreren van het onderzoek door de deken is verwijtbaar. Klacht gegrond.Er volgt een voorwaardelijke schorsing voor de duur van 1 maand.

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 21a/11 en 21b/11

Bij brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Assen van 15 maart 2011 is op 16 maart 2011 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

mevrouw [  ] (zaak 21a/11)

klaagster

tegen

mr. [  ]

verweerder

en

mr. [  ] (zaak 21b/11)

in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

klager

tegen

mr. [  ]

verweerder

Zaak 21a en 21b

Procesverloop

De raad, bestaande uit mrs. P. Schulting, voorzitter, E. van Asselt-Pronk, G.W. Brouwer, M.E. Derix, J.H. van der Meulen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier, heeft in een openbare zitting te Groningen op 17 juni 2011 de klacht behandeld.

Mevrouw V.  is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. De deken en verweerder zijn wel verschenen.

De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

Feiten

In of omstreeks mei/juni 2009 hebben klaagster en haar echtgenoot verweerder benaderd met het verzoek rechtsbijstand te verlenen in hun echtscheidingsprocedure.

Zaak 21a/11

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

In 2008 is het bedrijf van de ex-echtgenoot van klaagster failliet gegaan. Verweerder heeft klaagster en haar ex-echtgenoot bijgestaan in een procedure tot omzetting van het faillissement in een schuldsaneringsregeling krachtens de WSNP. Verder hebben klaagster en haar ex-echtgenoot verweerder verzocht rechtsbijstand te verlenen in hun echtscheidingsprocedure (mei/juni 2009).

Klaagster verwijt verweerder dat zij vervolgens niets heeft gehoord over de echtscheidingsprocedure. Klaagster tast volledig in het duister.

Verweer

Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat er frictie was in de relatie tussen klaagster en haar ex-echtgenoot in verband met een geldlening en andere financiële problemen. Er was beslag gelegd en de zakelijke problemen hadden prioriteit. De echtscheidingsprocedure had voor klaagster en haar ex-echtgenoot geen prioriteit.

Uiteindelijk is op 30 december 2010 een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank D. ingediend.

Beoordeling

Vaststaat dat klaagster diverse malen heeft geïnformeerd naar de stand van zaken betreffende de echtscheidingsprocedure en op spoed heeft aangedrongen. Zo heeft zij in een e-mailbericht van 14 februari 2010 op spoed aangedrongen. Op 16 juli 2010 maakt klaagster weer per e-mailbericht aan verweerder kenbaar dat zij snel de echtscheidingsprocedure afgerond wil zien en geeft aan dat zij een andere advocaat in de arm wil nemen. Op 29 september 2010 vraagt klaagster wanneer de echtscheiding wordt uitgesproken. Hoewel verweerder aangeeft wel eens telefonisch te hebben gereageerd, is niet, althans onvoldoende, komen vast te staan dat verweerder adequaat heeft gehandeld naar aanleiding van de verzoeken van klaagster om spoedig de echtscheidingsprocedure af te ronden. Door verweerder is erkend dat zijn handelwijze niet adequaat is geweest.

De raad acht de handelwijze van verweerder in dezen tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Beslissing

De raad oordeelt de klacht gegrond en legt verweerder een enkele waarschuwing op.

Zaak 21b/11

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Bij brief van 3 februari 2011 heeft de adjunct-secretaris van de orde van advocaten in het arrondissement A. verweerder op de hoogte gesteld van de tegen hem ingediende klacht met het verzoek binnen 14 dagen (na dagtekening) te reageren. Verweerder heeft in het geheel niet gereageerd. Dit is des te ernstiger nu mevr. V. (zaak 21a/11) bij haar klacht heeft aangegeven volstrekt in het duister te tasten over hetgeen verweerder al dan niet heeft gedaan met betrekking tot de echtscheidingsprocedure.

Verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 46 Advocatenwet en met het bepaalde in gedragsregel 37.

Verweer

Verweerder heeft aanvankelijk in het geheel niet op de klacht gereageerd. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat het dossier van mevr. V. op een gegeven moment een ‘buikpijn’-dossier is geworden. Daardoor en vanwege grote drukte heeft hij de brieven van klager terzijde gesteld. Hij biedt ter zitting aan klager zijn excuses aan.

Beoordeling

Mevr. V. heeft  bij e-mailbericht van 2 februari 2011 bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder. Krachtens het bepaalde in het tweede lid van artikel 46c Advocatenwet, heeft klager een onderzoek ingesteld naar deze klacht en verweerder een reactie gevraagd op het gestelde in de klacht. Verweerder heeft daaraan niet voldaan en daarmee heeft hij het onderzoek van klager gefrustreerd. Het verwijt aan klager dat hij chronisch te laat en te summier heeft gereageerd, treft doel. De raad rekent het verweerder ernstig aan dat hij het onderzoek van klager heeft gefrustreerd. Verweerder wekt daarmee de indruk klachten tegen hem niet serieus te nemen. De raad komt dan ook op grond daarvan tot onderstaand oordeel.

Beslissing

De raad verklaart:

- de klacht gegrond

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing voor de duur van één maand, met de bepaling dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht beslissing op grond van het feit dat verweerder zich voor het einde van een hierbij op 2 jaar bepaalde proeftijd aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door mrs. P. Schulting, voorzitter, E. van Asselt-Pronk, G.W. Brouwer, M.E. Derix, J.H. van der Meulen, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad te Groningen van 19 september 2011 door mr. P. Schulting, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.