ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA1890 Raad van Discipline Leeuwarden 69/10

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA1890
Datum uitspraak: 12-10-2010
Datum publicatie: 11-08-2011
Zaaknummer(s): 69/10
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Indien de cliënt een kwartier voor aanvang van de zitting per e-mail laat weten dat hij verhinderd is de zitting bij te wonen, is het niet verwijtbaar indien de advocaat hiervan geen kennis draagt en derhalve niet in staat is een aanhouding te vragen van de behandeling van de zaak. In dit geval was de advocaat op weg naar de zittingsplaats van de rechtbank en hem kan niet verweten worden dat het bericht van de ziekte hem niet tijdig heeft bereikt. Bovendien is niet verwijtbaar indien een rechterlijke uitspraak de cliënt niet tijdig bereikt omdat deze verzuimd heeft zijn adreswijziging door te geven aan de advocaat. Evenmin is het verwijtbaar dat de advocaat bepaalde stukken niet heeft overgelegd omdat, ondanks een verzoek daartoe, de cliënt nalaat die stukken ter beschikking te stellen, waarbij de advocaat er tevens op heeft gewezen dat het daarom noodzakelijk was dat de cliënt zelf ter zitting uitleg zou kunnen geven.  

BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 69/10

Bij brief, gedateerd 21 september 2010, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen, is op 22 september 2010 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

de heer [  ]

klager

tegen

mr.[  ]

verweerder

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.

Feiten

Verweerder heeft klager in eerste en tweede instantie bijgestaan in een alimentatieprocedure. Bij beschikking d.d. 18 mei 2010 heeft het gerechtshof Leeuwarden de bestreden beslissing van de rechtbank Assen van 18 maart 2009 bekrachtigd, maar klager, gelet op zijn processuele houding, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Bij beschikking d.d. 31 augustus 2005 heeft de rechtbank Assen bepaald dat klager € 200,00 per maand dient te betalen als onderhoudsbijdrage ten behoeve van zijn minderjarig kind D. geboren uit het huwelijk van klager met mevrouw B. Vervolgens heeft de rechtbank bij beschikking van 25 januari 2006 de door klager ten behoeve van zijn ex-echtgenote te betalen partneralimentatie vastgesteld op € 1.500,00 per maand. Nadat de besloten vennootschap van klager, waar hij als directeur werkzaam was, in staat van faillissement was verklaard, heeft de rechtbank Assen bij beschikking van 4 juli 2007 de partneralimentatie met ingang van 17 oktober 2006 (datum faillissement) wegens onvoldoende draagkracht op nihil gesteld. Vervolgens heeft klager op 11 november 2008 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Assen om ook de kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen, nu dit abusievelijk niet was verzocht bij het verzoekschrift tot nihilstelling van de partneralimentatie. Bij beschikking van 18 maart 2009 heeft de rechtbank Assen dit verzoek afgewezen met de overweging dat klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen draagkracht heeft. Van deze beslissing heeft verweerder, namens klager, hoger beroep ingesteld. Klager had echter nadrukkelijk om uitstel gevraagd en zich vanwege ziekte afgemeld. De behandeling heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van klager. In de laatste week van mei 2010 vernam klager via zijn

ex-echtgenote dat het hof een beslissing had gegeven. Klager heeft nog enkele dagen gewacht, maar toen hij op dinsdag 1 juni 2010 nog geen bericht van verweerder had ontvangen over de uitspraak, heeft hij zich gewend tot de Raad van Toezicht. Klager verwijt verweerder dat hij hem niet tijdig van de uitspraak op de hoogte heeft gesteld. Voorts verwijt klager verweerder dat hij de zaak volstrekt onvoldoende heeft behandeld. De uitspraak van het hof is vernietigend voor klager. De zaak is verloren en hij is ook nog veroordeeld tot het betalen van de proceskosten ad € 1.984,00, omdat het hof zich beledigd heeft gevoeld omdat klager niet was verschenen, terwijl klager toch uitdrukkelijk om uitstel had gevraagd en zich wegens ziekte had afgemeld.

De hele gang van zaken rond de behandeling van zijn zaak stuit klager tegen de borst, te meer nu het hof heeft overwogen dat verweerder geen of niet voldoende stukken heeft overgelegd.

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klager heeft zich gewend tot verweerder met het verzoek om verlaging van de aan klager opgelegde kinderalimentatie. Dit is in eerste instantie door de rechtbank Assen en vervolgens in hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden behandeld. Klager had verweerder aangegeven dat hij woonachtig was in L. in Duitsland. Voorafgaande aan de zitting heeft verweerder de van de wederpartij ontvangen bescheiden naar het hem bekende adres in Duitsland gezonden. De beschikking van 18 mei 2010 heeft verweerder op 19 mei 2010 naar hetzelfde adres gestuurd. Vervolgens kreeg verweerder de eerste hiervoor bedoelde brief uit Duitsland retour. Klager was kennelijk niet meer woonachtig op het adres in Duitsland, doch hij heeft nagelaten verweerder over zijn adreswijziging te informeren.

Klager heeft verweerder inderdaad geïnformeerd dat hij ziek was, doch dit bericht is eerst op 9 februari 2010 te 9.15 uur aan verweerder verzonden, terwijl de zitting van het hof om 9.30 uur aanving. Om deze reden had verweerder geen kennis van de inhoud van het e-mailbericht van 9.15 uur. Daar komt bij dat klager zelf had aangegeven dat hij op de zitting niets zou hebben toe te voegen aan de zaak. Daarom is de behandeling van de zaak doorgegaan.

Verweerder heeft wel om stukken en financiële gegevens gevraagd, maar deze niet gekregen. Verweerder meent dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.

Beoordeling

Klager beklaagt zich over het feit dat verweerder geen uitstel van de mondelinge behandeling van het door hem ingestelde hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden heeft gevraagd wegens ziekte van klager. Verweerder heeft een e-mailbericht van klager overgelegd van 9 februari 2010 te 9.15 uur aan verweerder waarin hij meldt ziek te zijn. De zitting zou die dag om 9.30 uur beginnen en verweerder was op weg naar Leeuwarden en heeft om die reden geen kennis kunnen nemen van dit e-mailbericht. De voorzitter is van oordeel dat het onder die omstandigheden niet verwijtbaar is dat verweerder de mondelinge behandeling heeft laten doorgaan. Indien klager werkelijk bij de behandeling aanwezig had willen zijn, had hij er voor dienen te zorgen dat het bericht van zijn verhindering verweerder tijdig had bereikt. Het komt naar het oordeel van de voorzitter dan ook voor risico van klager dat dat niet is gebeurd.

Ten aanzien van het verwijt van klager dat verweerder hem niet tijdig de beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden van 18 mei 2010 heeft toegestuurd, heeft verweerder aangevoerd dat hij brieven, gericht aan het hem bekende adres van klager in Duitsland, retour heeft ontvangen. Klager heeft weliswaar aangevoerd dat verweerder met zijn nieuwe adres bekend was, doch niet gebleken is dat het bericht omtrent verhuizing verweerder heeft bereikt. Dit klachtonderdeel kan dan ook niet slagen.

Verder verwijt klager verweerder dat hij de zaak volstrekt onvoldoende heeft behandeld en dat de uitspraak van het hof vernietigend is voor klager. Het hof heeft immers overwogen dat verweerder geen of niet voldoende stukken heeft overgelegd.

De voorzitter constateert dat de rechtbank reeds heeft overwogen dat klager zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd en geen stukken heeft overgelegd, terwijl  de rechtbank tevens heeft overwogen dat het op de weg van klager lag een draagkrachtberekening over te leggen, voorzien van een gespecificeerde toelichting  en onderliggende stukken over te leggen. Díe houding en het feit dat klager zelfs in hoger beroep geen deugdelijk inzicht in zijn draagkracht heeft verstrekt, oordeelde het hof laakbaar. Daarin heeft het hof aanleiding gezien klager in de kosten van het hoger beroep te veroordelen.

Verweerder heeft hieromtrent aangevoerd dat hij klager wel om de benodigde stukken heeft gevraagd, maar dat hij deze niet heeft ontvangen. Bovendien blijkt uit de overgelegde e-mailberichten dat verweerder heeft benadrukt dat klager ter zitting aanwezig diende te zijn om uitleg te geven over zijn financiële positie. Klager heeft zulks niet ontkend. Uit de stukken blijkt dat hij heeft aangevoerd dat hij niet over de benodigde stukken kon beschikken vanwege problemen met zijn administratiekantoor. Dat is een omstandigheid die, naar het oordeel van de voorzitter, alleen voor risico van klager komt en waarvan verweerder geen verwijt kan worden gemaakt. Klager heeft weliswaar aangevoerd dat verweerder hem had moeten adviseren om van hoger beroep af te zien, omdat hij niet over de benodigde stukken kon beschikken, maar verweerder heeft betwist dat klager hem dat heeft meegedeeld. Verweerder heeft aangevoerd dat klager zelf met zijn ex-echtgenote in onderhandeling was over een oplossing en dat hij met verweerder had afgesproken dat het hoger beroep kon worden ingetrokken als het tot een vergelijk kwam. Toen dat niet lukte, is het hoger beroep voortgezet. Het had klager op grond van de uitspraak van de rechtbank ook zelf duidelijk moeten zijn dat hij zijn stelling dat hij geen draagkracht had met stukken diende te onderbouwen.

Klager kan thans verweerder niet verwijten dat hij de benodigde stukken niet in het geding heeft gebracht, nu hij verweerder daartoe zelf niet in de gelegenheid heeft gesteld.

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gegeven op 12 oktober 2010 te Leeuwarden door mr. M.M.A. Wind, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.G. Kuin - van den Akker.