ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA1755 Raad van Discipline Leeuwarden 57/10

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA1755
Datum uitspraak: 17-09-2010
Datum publicatie: 23-06-2011
Zaaknummer(s): 57/10
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft namens zijn cliënt de wederpartij, klager, aangesproken tot betaling van een geldbedrag op grond van een rechterlijke uitspraak. Vervolgens heeft verweerder klager aangesproken tot betaling van kosten, die niet betrekking hadden op de rechterlijke uitspraak. Het betalingsverzoek was een gevolg van het dictum van de rechterlijke uitspraak. Verweerder heeft juist gehandeld. Het feit dat klager het niet eens was met de door de cliënt van verweerder gepresenteerde cijfers betekent niet dat verweerder willens en wetens onjuiste feiten heeft geponeerd. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de feiten die zijn cliënt hem verschaft. Bovendien ging het om het optreden van de advocaat van de wederpartij en deze advocaat heeft volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline een ruime mate van vrijheid bij de belangenbehartiging van zijn cliënt. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.  

BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 57/10

Bij brief, gedateerd 19 augustus 2010, van de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen, is op 20 augustus 2010 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

de heer [  ]

klager

tegen

mr.[  ]

verweerder

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.

Feiten

Verweerder heeft de stichting T. bijgestaan in een procedure bij de rechtbank Assen tegen onder andere klager. Na tussenkomst heeft verweerder ook de vereniging T. bijgestaan.

De stichting T. exploiteert een vakantiepark waarop recreatiewoningen en bungalows zijn gesitueerd. Klager is eigenaar van een op dit vakantiepark gelegen recreatiewoning. De vereniging T. is een vereniging van eigenaren waarin eigenaren van op het vakantiepark gelegen recreatiewoningen zich hebben verenigd.

Klager heeft zijn recreatiewoning gekocht op 4 januari 1999. Op dezelfde datum is tussen de stichting T., de vereniging T. en klager een beheerovereenkomst tot stand gekomen.

In de procedure heeft de stichting T. betaling gevorderd van klager van een bedrag van € 8.674,05, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 december 2002, althans 6 juni 2007, en vermeerderd met een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voorts heeft de stichting T. gevorderd dat de rechtbank klager veroordeelt om zijn toekomstige betalingsverplichtingen stipt na te komen, alsmede de betalingsachterstand voor zover die meer bedraagt dan aanvankelijk is gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente. Ten slotte heeft de stichting T. gevorderd dat de rechtbank klager in de kosten van de procedure veroordeelt.

Vervolgens heeft de rechtbank bij vonnis van 14 oktober 2009, voor zover in dezen van belang, de vordering van de stichting T. toegewezen met ingang van een subsidiair gevorderde datum, te weten 6 juni 2007, doch de vordering, voor zover deze ertoe strekt klager ook te veroordelen wel verschenen maar in de vordering niet begrote vergoedingen en eventuele toekomstige vergoedingen te betalen, afgewezen.

Bij brief van 16 oktober 2009 heeft verweerder namens zijn cliënte, klager gesommeerd tot betaling van de hoofdsom van € 8.674,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2007 tot de dag der algehele voldoening ad € 1.708,22, alsmede betaling van de proceskosten ad € 1.156,44, in totaal derhalve € 11.538,71. Dit bedrag is door klager voldaan.

Bij brief van 4 december 2009 heeft verweerder klager erop gewezen dat uit de administratie van zijn cliënte is gebleken dat klager, gerekend vanaf 1 juli 2008, nog een betalingsachterstand heeft laten ontstaan van € 4.115,29, welk bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2008 tot 4 december 2009. De totale gepretendeerde vordering van de cliënte van verweerder op klager bedraagt per 4 december 2009 € 4.981.41.

Klager is van het vonnis van de rechtbank Assen van 14 oktober 2009 in beroep gekomen.

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klager heeft voldaan aan de hem bij vonnis van 14 oktober 2009 opgelegde veroordeling en aan de stichting T. een totaalbedrag voldaan van € 11.538,71. Op 4 december 2009 schrijft verweerder dat klager alsnog vanaf 1 juli 2008 een achterstand in betaling heeft van in hoofdsom € 4.115,29. In een brief van 9 december 2009 heeft klager verweerder gewezen op de inhoud van diens brief van 16 oktober 2009. Klager heeft volledig voldaan aan hetgeen in deze brief is gesteld, te weten betaling van alle kosten en doorberekende rentebedragen. Klager komt aan de hand van zijn eigen berekeningen tot een na 1 juli 2008 nog verschuldigd bedrag van € 2.563,44. Dit is een heel ander bedrag dan verweerder heeft berekend. Klager vraagt zich af of dit zo maar mag en/of klager als gewone burger dit allemaal zonder tussenkomst van advocaten en rechters moet accepteren. Verweerder handelt “rücksichtslos”; er was sprake van een intimiderende handelwijze en een dreigende opstelling. Aldus tast verweerder het imago en de geloofwaardigheid van de advocatuur aan.

Verweerder heeft klager een aantal keren een “aanbod” gedaan om vervolgens het hoger beroep en de klacht in te trekken (chantage). Klager is hierop niet ingegaan. Hij heeft nog wel een tegenvoorstel gedaan. Verweerder is hierop niet ingegaan. Klager meent dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt.

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder behartigt de belangen van de stichting T. Vanwege de omstandigheid dat er een forse betalingsachterstand aan de zijde van klager was ontstaan bij de betaling van beheer- en/of parkkosten heeft verweerder klager namens de stichting T. gedagvaard voor de rechtbank Assen. De vordering van de stichting T. is toegewezen.

Omdat het bedrag dat in het vonnis is genoemd slechts ziet op de periode tot 1 juli 2008 is klager bij brief van 4 december 2009 gesommeerd om ook de betalingsachterstand vanaf 1 juli 2008 tot en met december 2009 te voldoen. Klager heeft namelijk ook die bedragen niet betaald. Naar aanleiding van een reactie van klager op genoemde brief, heeft verweerder klager toegegeven dat in zijn eerdere brief (bedoeld wordt die van 16 oktober 2009) een schrijffout was geslopen. De te betalen bedragen kloppen echter wel.

Helaas noopte de handelwijze van klager de cliënte van verweerder ertoe om klager in rechte te betrekken. De rechtbank heeft de vordering van de cliënte van verweerder toegewezen, hetgeen nog eens onderstreept dat de cliënte van verweerder klager niet ten onrechte in rechte heeft betrokken. De stelling dat verweerder “rücksichtslos” zou handelen, is onzinnig en wordt betwist. Als er een onjuiste berekening is gemaakt is het aan klager om dit te onderbouwen en de door de stichting T gemaakte berekening te weerleggen. Verweerder treedt voor de wederpartij van klager en verweerder ziet niet in dat hij aldus het imago en de geloofwaardigheid van de advocatuur aantast. Dit verwijt is onzinnig. Indien klager blijft weigeren ook de betalingsachterstand vanaf 1 juli 2008 te voldoen, is het niet ondenkbaar dat klager opnieuw in rechte zal worden betrokken.

Verweerder stuurt geen nota’s. Het verwijt dat er door hem “spooknota’s” worden verstuurd is dan ook van elke grond ontbloot. Het is immers de cliënte van verweerder die nota’s verstuurd. Verweerder sommeert slechts tot betaling namens zijn cliënte. Het hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Assen van 14 oktober 2009 dient zijn beloop te hebben. De kwestie van de betalingsachterstand vanaf 1 juli 2008 staat er echter los van.

In zijn algemeenheid voert verweerder aan dat het vaste jurisprudentie is van het Hof van Discipline dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt in de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënte behartigt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij de advocaat daarbij de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaadt. In de visie van verweerder heeft zijn handelen de belangen van klager niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad. Het is juist klager die de onjuiste weg bewandelt door in dezen een tuchtklacht in te dienen.

Verweerder meent dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld en dat de klacht om die reden dient te worden afgewezen.

Beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat het ten dezen gaat om het optreden van de advocaat van de wederpartij en dat volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline deze een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van een wederpartij mag worden beknot, tenzij daarbij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Bovendien vindt deze vrijheid onder meer haar beperking hierin dat de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënte en geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.

In de onderhavige zaak heeft verweerder, namens zijn cliënte, klager tot betaling aangesproken ter zake van een betalingsachterstand van beheer- en parkkosten. Deze vordering is toegewezen, waarna verweerder klager heeft gesommeerd aan het desbetreffende vonnis te voldoen. Vervolgens kreeg verweerder van zijn cliënte de opdracht om klager aan te spreken tot betaling van beheer- en parkkosten vanaf 1 juli 2008 (de uitspraak van de rechtbank had geen betrekking op de periode vanaf 1 juli 2008). Het betalingsverzoek c.q. sommatie van 4 december 2009 van verweerder was derhalve een rechtstreeks gevolg van het dictum van het vonnis van 14 oktober 2009.

De voorzitter is van oordeel dat de handelwijze van verweerder in het licht van dit vonnis volstrekt legitiem was. Het feit dat klager het niet eens was met de door de cliënte van verweerder becijferde achterstand, betekent niet dat verweerder willens en wetens onjuiste feiten zou hebben geponeerd. Een advocaat mag in beginsel afgaan op de feiten die zijn cliënt hem verschaft en is slechts in uitzonderingsgevallen  gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Van een dergelijk uitzonderingsgeval was, naar het oordeel van de voorzitter, in casu geen sprake. Het is aan klager om in of buiten rechte de door verweerder namens zijn cliënte gepresenteerde cijfers, te bestrijden. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gegeven op 17 september 2010 te Leeuwarden door mr. P.Schulting, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.C. van der Kwaak - Wamelink.