ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA0710 Raad van Discipline Leeuwarden 35/09

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2010:YA0710
Datum uitspraak: 19-02-2010
Datum publicatie: 27-05-2010
Zaaknummer(s): 35/09
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Indien op grond van een rechterlijke uitspraak niet onmiddellijk duidelijk is welk bedrag de ene partij aan de andere verschuldigd is, terwijl de partij die veroordeeld is tot betaling twee maal het bedrag heeft betaald waartoe deze op grond van het vonnis meende gehouden te zijn, mag de advocaat van de wederpartij niet het ten tweede male betaalde bedrag onder zich houden. Nu de veroordeelde partij heeft laten weten dat er sprak was van een vergissing en de omstandigheden waaronder de betaling plaatsvond daar ook op duidden. De advocaat mag zich dan niet verschuilen achter zijn cliënt. Bovendien was het bedrag gestort op de Stichting Derdengelden van het kantoor van de advocaat en lag het in de macht van deze advocaat om voor terugbetaling te zorgen.

BESLISSING van de raad van discipline in de zaak met nummer 35/09

Bij brief, gedateerd 21 april 2009, van de deken van de orde van advocaten in het  arrondissement Leeuwarden, is op 22 april 2009 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

mevrouw [ ]

klaagster

gemachtigde mr. [ ]

tegen

mr. [ ]

verweerder

Procesverloop

De raad, bestaande uit mrs. P. Schulting, voorzitter, A.J.H. Geense, J. de Goede, P.L.G. Buisman, A.A. Vogelsang, leden en mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier, heeft in een openbare zitting te Leeuwarden op 27 november 2009 de klacht behandeld.

Klaagster is ter zitting verschenen, vergezeld van mr. C., een kantoorgenoot van de gemachtigde van klaagster. Verweerder heeft laten weten verhinderd te zijn.

De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

Feiten

Klaagster heeft een geschil met de drie erfgenamen van erflater D.B., in leven partner van klaagster. Verweerder treedt op als advocaat van de drie erfgenamen.

Bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 1 oktober 2008 zijn betrokken partijen veroordeeld over en weer diverse betalingen te doen, doch er is verschil van mening ontstaan over de hoogte van de diverse vorderingen.

Naar aanleiding van genoemd vonnis heeft klaagster op 30 december 2008 het bedrag dat zij meende op grond van voornoemd vonnis verschuldigd te zijn, tweemaal overgemaakt naar de derdenrekening van het kantoor van verweerder. Verweerder weigerde echter – mede op uitdrukkelijk verzoek van zijn cliënten – de tweede betaling te restitueren aan klaagster.

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Klaagster diende op grond van bovengenoemd vonnis van de rechtbank Leeuwarden een bedrag te betalen van € 6.723,51 aan de cliënten van verweerder. Zij heeft dat op 30 december 2008 overgemaakt naar de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder. Omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat deze transactie mislukt was, heeft zij hetzelfde bedrag nogmaals overgemaakt. Verweerder weigert het per vergissing nogmaals betaalde bedrag terug te betalen

Klaagster meent dat de weigering tot terugbetaling onterecht is. Uit de brief van de gemachtigde van klaagster van 24 december 2008 aan verweerder blijkt duidelijk op welke wijze het door klaagster te betalen bedrag van € 6.723,51 is samengesteld. Voor verweerder moest duidelijk zijn dat de tweede betaling onmiskenbaar op een vergissing beruste.

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder betwist dat deze weigering tot terugbetaling ongegrond is. Zijn cliënten hebben bijna tweemaal zo veel te vorderen als klaagster heeft betaald en zij zullen het betaalde in mindering brengen op hetgeen nog te vorderen is. Bovendien hebben zijn cliënten geen toestemming te geven het bedrag aan klaagster terug te betalen.

Beoordeling

De raad oordeelt de klacht gegrond op grond van het navolgende.

Uit de brief van de gemachtigde van klaagster aan verweerder van 24 december 2008 blijkt duidelijk dat klaagster van mening was een bedrag van € 6.723,51 verschuldigd te zijn aan de cliënten van verweerder. In genoemde brief wordt onderbouwd aangegeven op welke wijze tot dit bedrag is gekomen. Toen verweerder op 31 december 2008 tweemaal hetzelfde bedrag ontving, moet hem, gelet op de brief van de gemachtigde van klaagster, zonder meer duidelijk zijn geweest dat hier sprake was van een vergissing. Verweerder weigerde echter het per vergissing betaalde bedrag terug te storten.

Op 12 januari 2009 heeft de gemachtigde van klaagster hierover telefonisch gesproken met verweerder en gedreigd met een kort geding. Verweerder weigerde echter het bedrag terug te betalen. Uiteindelijk is het kort geding niet doorgegaan omdat verweerder het bedrag heeft teruggestort.

De raad oordeelt deze gang van zaken niet toelaatbaar. Immers, voor verweerder moet duidelijk zijn geweest dat er sprake was van een kennelijke vergissing en het had op de weg van verweerder gelegen voor onmiddellijke terugbetaling van het per vergissing betaalde bedrag zorg te dragen. Verweerder kan zich niet verschuilen achter zijn cliënten. Het bedrag was immers op de rekening van de Stichting Derdengelden van het kantoor van verweerder gestort en het lag in de macht van verweerder om voor terugbetaling zorg te dragen. In de langdurige weigering van verweerder om het bedrag terug te betalen (er moest gedreigd worden met een kort geding) vindt de raad aanleiding om de maatregel van berisping op te leggen.

Beslissing

De raad oordeelt de klacht gegrond en legt verweerder een berisping op.

Aldus gewezen door mrs. P. Schulting, voorzitter, A.J.H. Geense, J. de Goede, P.L.G. Buisman, A.A. Vogelsang, leden, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad te Groningen van 19 februari 2010 door mr. R.J. Meijer, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voorzitter                    Griffier

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van 30 dagen is de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van het beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. per post: het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

b. bezorging: de griffie van het Hof van Discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

c. per fax: het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijk met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 07.