ECLI:NL:TADRLEE:2010:1 Raad van Discipline Leeuwarden 58/10

ECLI: ECLI:NL:TADRLEE:2010:1
Datum uitspraak: 17-09-2010
Datum publicatie: 07-11-2013
Zaaknummer(s): 58/10
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De advocaat van de wederpartij komt een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Hij mag echter niet de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaden. Bovendin mag hij geen feiten poneren waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verstrekt. Er was in dit geval geen reden te twijfelen aan de bewijsstukken die de cliënt verweerder verstrekte. Klacht kennelijk ongegrond.

BESLISSING van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 58/10

Bij brief, gedateerd 25 augustus 2010, van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Groningen, is op 26 augustus 2010 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

de heer [    ]

klager

tegen

mr. [    ]

verweerder

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.

FEITEN

Verweerder heeft de besloten vennootschap T.G. B.V. (hierna te noemen : T.G.) bijgestaan in een arbeidsgeschil met klager, die op zijn beurt werd bijgestaan door een jurist van het FNV. In de procedure heeft T.G. naar voren gebracht dat klager zich had laten inschrijven als werkzoekende en hem een WW-uitkering was toegekend, hetgeen klager bij verweerschrift heeft ontkend. Verweerder heeft namens T.G. deze ontkenning bestreden door het overleggen van een tweetal bewijzen van UWV Werkbedrijf alsmede een schriftelijke bevestiging (per e-mail) dat klager een WW-uitkering ontving.

De kantonrechter te G. heeft bij beschikking van 16 september 2009, indien en voor zover er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen, deze ontbonden onder toekenning van een bruto vergoeding aan klager. In de beschikking van de kantonrechter heeft de kantonrechter het al dan niet ingeschreven zijn van klager als werkzoekende en het al dan niet hebben van een WW-uitkering niet in zijn overwegingen betrokken.

KLACHT

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

De werkgever van klager heeft onder valse voorwendselen het UWV bewogen tot afgifte van privégegevens van klager, waarmee is geprobeerd de rechtsgang te beïnvloeden. Verweerder wist van de wijze van verkrijging van de desbetreffende gegevens af en heeft deze documenten desalniettemin toch gebruikt. De stukken kwamen tijdens de zitting als een “aap uit een doosje”. Klager voelt zich door de handelwijze van verweerder in ernstige mate aangetast in zijn privacy, nu het immers twee aan hem zelf gerichte brieven van het UWV betreft. Verweerder heeft de brieven van T.G. ontvangen, evenals een e-mail van T.G., waarin werd gemeld dat klager een WW-uitkering zou ontvangen.

Verweerder heeft uiterst onzorgvuldig gehandeld, nu er immers geen sprake was van rechtmatige verkrijging. Ook het hele optreden van verweerder in de procedure heeft klager als zeer onprettig ervaren. De verschillende gesprekken, het contact per e-mail of brieven en het optreden van verweerder in de rechtszaken waren brutaal, intimiderend en op een gegeven moment ronduit onbeschoft.

VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerder heeft bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte T.G. in het door hem opgestelde verzoekschrift de stelling van zijn cliënte opgenomen dat klager zich als werkzoekende had laten registreren en met succes een WW-uitkering had verzocht. Toen de gemachtigde van klager zulks bij verweerschrift ontkende, heeft verweerder deze ontkenning met zijn cliënte besproken. Deze overhandigde hem vervolgens de twee inschrijvingsbewijzen die verweerder in de procedure heeft ingebracht, alsmede een e-mailbericht van T.G. aan verweerder van 21 juli 2009 waarin wordt meegedeeld dat klager officieel staat ingeschreven als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf in V. en een WW-uitkering ontvangt. Door verweerder zijn derhalve na de ontkenning van de desbetreffende stelling door klager aanvullende stukken in het geding gebracht, die hem door zijn cliënte ter hand waren gesteld. Een advocaat behoeft de integriteitscriteria die de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) stelt niet afzonderlijk en zelfstandig in acht te nemen. De vaststelling door de advocaat dat de door zijn cliënte aangereikte stukken authentiek zijn en op correcte wijze zijn afgegeven is in casu voldoende. De bewijzen van inschrijving bevatten niet meer gegevens dan de naam en het adres van klager, diens burgerservicenummer, diens beroep en de data van melding van inschrijving en beëindiging. Klager heeft in de onderhavige klachtzaak nog een aantal stukken overgelegd naar aanleiding van een op klagers verzoek ingesteld integriteitonderzoek door het bureau Integriteit van het UWV. Uit een door klager zelf bij brief van 1 april 2010 als productie overgelegde brief van het hoofdbureau Integriteit blijkt dat de betreffende inschrijvingsbewijzen legitiem door het UWV aan T.G. zijn afgegeven en dat er geen sprake was van schending van de integriteit door een UWV-medewerker. De stelling van klager dat T.G. de stukken onder valse voorwendselen van het UWV heeft verkregen, komt geheel voor rekening van klager.

Ook de kwalificaties die klager gebruikt om het optreden van verweerder te diskwalificeren, laat verweerder voor rekening van klager, temeer nu de verwijten verder niet worden onderbouwd. De gebeurtenis waar klager op doelt tijdens de zitting, heeft zich niet voorgedaan. De klachten dienen als ongegrond te worden afgewezen.

BEOORDELING

Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline komt een advocaat een grote mate van vrijheid toe in de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij beknot, tenzij de advocaat daarbij de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaadt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Deze vrijheid vindt haar beperking ondermeer hierin dat een advocaat zich niet, hetzij mondeling hetzij schriftelijk, onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt en geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen.

Met betrekking tot laatstgenoemde beperking moet in aanmerking worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat de advocaat in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dit feitenmateriaal. Hij is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid ervan te verifiëren.

Vast staat dat, na de ontkenning door klager van de stellingen van T.G. met betrekking tot de inschrijving van klager bij het UWV en het ontvangen van een WW-uitkering, verweerder door zijn cliënte in het bezit is gesteld van twee op naam van klager staande inschrijvingsbewijzen bij het UWV. Uit onderzoek door het bureau Integriteit van het UWV is gebleken dat de twee inschrijvingsbewijzen legitiem aan de cliënte van verweerder zijn verstrekt en dat er geen sprake is van onrechtmatig verkregen documenten. Onder deze omstandigheden stond het verweerder vrij de desbetreffende stukken en het e-mailbericht van T.G. met betrekking tot de WW-uitkering van klager, in het geding te brengen, nog afgezien van het feit dat verweerder in zijn algemeenheid mocht afgaan op de juistheid van het verkregen feitenmateriaal.

Voor zover de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerder in, dan wel buiten rechte, is deze klacht op geen enkele wijze aangetoond en zelfs niet aannemelijk gemaakt. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gegeven op 17 september 2010 te Leeuwarden door mr. P. Schulting, voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.C. van der Kwaak - Wamelink.

Voorzitter                                                                         Griffier

Van deze beslissing kunnen de klager en de deken binnen 14 dagen na verzending schriftelijk in verzet komen bij de raad van discipline Leeuwarden. De eerste dag van deze termijn is de dag van verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de raad van discipline. Het gaat niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffier. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet mogelijk is. In het verzetschrift dient u de gronden van het verzet en de motivering aan te geven. Het verzetschrift dient te worden gericht aan de griffier van de raad van discipline mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, postbus 399, 9400 AJ Assen.