ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4431 Raad van Discipline Arnhem 12-250

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4431
Datum uitspraak: 27-05-2013
Datum publicatie: 13-06-2013
Zaaknummer(s): 12-250
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Belangrijkste verwijt is dat verweerder klager rechtstreeks, buiten zijn advocaat om, heeft aangeschreven. De raad is van oordeel dat verweerder daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De brief betrof immers een sommatie, die rechtstreeks naar de wederpartij – klager - gezonden kan worden. Dat verweerder heeft verzuimd deze brief ook aan de advocaat van klager te zenden, is in dit specifieke geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klager was als oud advocaat goed thuis in procesrechtelijke aangelegenheden, hij trad zelf als letselschadespecialist /gemachtigde op in gerechtelijke procedures. Hij was in de desbetreffende procedure zelf zonder bijstand van zijn advocaat ter comparitie van partijen verschenen. Klacht ongegrond.

Beslissing van 27 mei 2013

in de zaak 12-250

naar aanleiding van de klacht van:

mr. [A]

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 december 2012 met kenmerk RvT 1112-9442/LB/sd, door de raad ontvangen op 19 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het toenmalig arrondissement [X], de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 maart 2013 in aanwezigheid van alleen verweerder. Klager heeft vóór de zitting schriftelijk aan de raad bericht wegens verblijf in het buitenland niet te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van voornoemde brief van de deken met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is oud advocaat. Hij althans zijn BV behandelt letselzaken.

Verweerder heeft voor een schadeverzekeraar sinds het voorjaar van 2010 verschillende procedures gevoerd tegen klager en/of zijn BV (hierna: de BV). Deze procedures hadden als onderwerp buitengerechtelijke kosten in letselschadezaken. In sommige van die procedures trad de BV als partij op, in andere trad klager namens zijn cliënt(e) op.

2.3 De procedure waar het in deze klachtzaak om gaat werd door de BV aanhangig gemaakt bij de sector kanton van de rechtbank. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de sector civiel van de rechtbank. De sector civiel van de rechtbank wees de vordering af.

2.4 De BV heeft met bijstand van een advocaat hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft bij arrest van 11 september 2012 het vonnis bekrachtigd en, net als de rechtbank eerder in eerste aanleg had gedaan, de BV in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de verzekeraar – in totaal € 1.281,00 - veroordeeld.

2.5 Verweerder heeft klager bij brief d.d. 12 september 2012 onder verwijzing naar het arrest verzocht en gesommeerd tot betaling van de proceskosten op de rekening derdengelden van zijn kantoor  binnen een week na dagtekening van de brief. De brief is op 14 september 2012 op het kantoor van klager ontvangen. Hij beschikte toen zelf nog niet over een afschrift van het arrest.

2.6 In voormelde brief was geen kenmerk van de zaak aan klagers zijde vermeld, het arrest was niet bijgevoegd. Klager heeft binnen de gestelde termijn aan het verzoek gehoor gegeven.

2.7 Bij brief d.d. 17 september 2012 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij

a. klager rechtstreeks, buiten zijn advocaat om, heeft aangeschreven;

b. de brief waarbij hij dat deed niet van een kenmerk heeft voorzien en het arrest waaraan hij in de brief refereerde niet heeft bijgevoegd;

c. een onwelwillende betalingstermijn heeft gehanteerd.

4 VERWEER

4.1 Aangezien klager veelal procedeerde in persoon dan wel als gemachtigde van zijn cliënt(e) en in de voorafgaande procedure bij de rechtbank ook zonder advocaat ter comparitie van partijen was verschenen heeft verweerder klager altijd als ‘zijn advocaat wederpartij’ beschouwd. Hij heeft er niet bij stil gestaan dat klager althans diens BV in deze procedure bij het gerechtshof formeel werd vertegenwoordigd door een advocaat. Zo heeft kunnen gebeuren dat hij klager rechtstreeks aanschreef, zich daarbij niet realiserend dat hij mogelijk nog niet de beschikking had over het arrest.

4.2 De brief behelsde een aanzegging / sommatie, die ingevolge regel 18.2 van de Gedragsregels rechtstreeks naar de wederpartij mag worden gezonden, mits met afschrift aan de advocaat. Verweerder erkent dat laatste verzuimd te hebben, maar ziet niet dat klager dientengevolge benadeeld zou kunnen zijn.

4.3 Dat verweerder in zijn brief geen kenmerk van klager heeft vermeld mag voor klager geen probleem hebben opgeleverd, de brief betrof de enige procedure in hoger beroep tussen klager althans de BV en de cliënt van verweerder.

4.4 De korte termijn voor betaling van de proceskosten was ingegeven door problemen met de incasso van proceskosten in een eerdere zaak met klager.

5 BEOORDELING

5.1 Gedragsregel 18 lid 1 bepaalt dat de advocaat zich met een partij niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van diens advocaat. Deze regel dient zowel het belang van die advocaat om de belangen van de cliënt optimaal te kunnen dienen, als het belang van de cliënt om gevrijwaard te blijven van rechtstreekse handelingen van de advocaat van de wederpartij aan zijn adres.

De raad is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de bewuste brief rechtstreeks aan klager te verzenden. De brief betrof immers een sommatie, die rechtstreeks naar de wederpartij, in dit geval klager, gezonden kan worden. Dat verweerder heeft verzuimd deze brief ook aan de advocaat van klager te zenden, is in dit specifieke geval nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Daarbij speelt het volgende een rol. Klager was als oud advocaat goed thuis in procesrechtelijke aangelegenheden, hij trad zelf als letselschadespecialist /gemachtigde op in gerechtelijke procedures. Hij was in de desbetreffende procedure zelf zonder bijstand van zijn advocaat ter comparitie van partijen verschenen. Een brief met informatie over het arrest en het verzoek tot betaling van proceskosten zal bij hem geen vragen hebben kunnen oproepen anders dan naar de inhoud van het arrest zelf waar hij op dat moment nog niet de beschikking over had gekregen. Onder die omstandigheden kan aan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van de omissie een afschrift aan de advocaat van klager te zenden.

5.2 Dat verweerder in zijn brief geen kenmerk van klager had vermeld is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klager moet hebben kunnen begrijpen op welke zaak de brief betrekking had. Zo niet dan had hij eenvoudig navraag kunnen doen, hetzij bij verweerder hetzij bij zijn eigen advocaat. Onweersproken is dat dit de enige procedure in hoger beroep tussen partijen betrof.  Dat verweerder het arrest niet had bijgevoegd is weliswaar jammer maar evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.3 De termijn waarop verweerder betaling van klager althans de BV verlangde is weliswaar kort maar niet onaanvaardbaar kort. Klager heeft volgens verweerder ook binnen de gestelde termijn betaald.

5.4 De klacht is dan ook in al zijn onderdelen ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klager tegen verweerder is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, J.H. Brouwer, M.L.C.M. van Kalmthout en R.P.F. van der Mark, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2013.

griffier voorzitter