ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4226 Raad van Discipline Arnhem 13-73

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4226
Datum uitspraak: 20-04-2013
Datum publicatie: 10-05-2013
Zaaknummer(s): 13-73
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft na de mondelinge behandeling in kort geding in haar brief aan de voorzieningenrechter een verzoek geformuleerd. Klager is het hier niet mee eens. Dat verweerster als advocaat van de wederpartij op meer heeft gereageerd dan waar de voorzieningenrechter om heeft gevraagd, betekent naar het oordeel van de voorzitter nog niet dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het was aan de voorzieningenrechter om al of niet gevolgen te verbinden aan de verzoeken van verweerster. Voorzitter kan niet vaststellen dat door partijen om vonnis was gevraagd. Het verwijt dat verweerster zich zonder toestemming van de wederpartij tot de voorzieningenrechter heeft gewend, terwijl al om vonnis was gevraagd, kan dan ook niet worden vastgesteld. Klachten kennelijk ongegrond.

Beslissing van 20 april 2013

in de zaak 13-73

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [  ]

Huifkardrift 17

3643 XS Nieuwegein

klager

tegen:

mr. X

advocaat te N.

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 20 maart 2013 met kenmerk RvT 1213-9627/LB/sd, door de raad ontvangen op 21 maart 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster is de advocaat van de wederpartij van klager.

Klager en de cliënte van verweerster zijn sinds de beëindiging van hun samenlevingsrelatie verwikkeld in een aantal procedures onder meer over de verdeling van de gemeenschappelijke activa en passiva. Hierover is in onderling overleg overeenstemming bereikt. De afspraken zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.

1.3 De vrouw heeft de man op 30 januari 2013 in kort geding gedagvaard omdat de man een betalingsachterstand zou hebben op de verschuldigde hypotheekrente en op de aan de hypotheek gekoppelde premie beleggingsverzekering. Daarnaast vordert de vrouw onder meer dat de man zijn medewerking verleent aan het verkoopklaar maken van de gemeenschappelijke woning.

1.4 Tijdens de mondelinge behandeling die werd gehouden op 13 februari 2013 heeft de voorzieningenrechter het voorstel gedaan de zaak aan te houden tot 1 mei 2013, met de instructie aan partijen om voor deze datum uitvoering te geven aan een aantal werkafspraken. Partijen hebben hiermee ingestemd. Namens de vrouw is er vervolgens op aangedrongen nader bewijs aan te dragen ten aanzien van de vermeende hypotheekachterstand. Ondanks de bezwaren die de man hiertegen heeft aangevoerd, heeft de voorzieningenrechter dit verzoek ingewilligd. De man heeft er vervolgens op aangedrongen dat er vonnis zou worden gewezen.

1.5 In haar brief d.d. 13 februari 2013 heeft verweerster de voorzieningenrechter erover geïnformeerd dat de bank heeft bevestigd dat er geen betalingsachterstand bleek te bestaan bij de betaling van de hypotheekrente. Verweerster heeft in haar brief verzocht om aanhouding van de zaak tot 1 mei 2013 met daarbij de instructie om uitvoering te geven aan een aantal werkafspraken.

1.6 In zijn brief d.d. 14 februari 2014 maakt klager bezwaar tegen het verzoek om aanhouding en de het verzoek om een nadere instructie aan partijen te geven. Verweerster heeft bij brief d.d. 15 februari 2013 gereageerd. Zij heeft namens haar cliënte gepleit voor een aanhouding van de zaak.

1.7 Op 5 maart 2013 heeft de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen en op de vorderingen beslist.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Verweerster na het verzoek om vonnis d.d. 13 februari 2013, bij fax d.d. 13 februari 2013, inhoudelijk het debat heeft heropend, terwijl zij alleen nader bewijs zou aandragen over de vermeende betalingsachterstand in de hypotheek;

b) Verweerster zich bij fax d.d. 15 februari 2013 zonder toestemming van klager tot de voorzieningenrechter heeft gewend, terwijl al vonnis was gevraagd.

3 BEOORDELING

3.1 De voorzitter beoordeelt de klacht als volgt.

Bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de tegenpartij behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van een wederpartij mag worden beknot tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf beoordeeld worden.

Klachtonderdeel a.

3.2 Dat verweerster als advocaat van de wederpartij op meer heeft gereageerd dan waar de voorzieningenrechter om heeft gevraagd, betekent nog niet dat verweerster een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het was aan de voorzieningenrechter om al of niet gevolgen te verbinden aan de verzoeken van verweerster.

Zoals uit de hierboven omschreven maatstaf blijkt, komt een advocaat een grote mate van vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. De voorzitter is niet gebleken dat verweerster bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad zonder redelijk doel.

Klachtonderdeel a. is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b.

3.3 Klager stelt dat verweerster zich zonder toestemming van klager tot de voorzieningenrechter heeft gewend, terwijl al vonnis was gevraagd. Door verweerster wordt betwist dat door partijen om vonnis was gevraagd. Uit haar brief van 15 februari 2013 aan de voorzieningenrechter blijkt dat zij zich op het standpunt stelde dat er overeenstemming was bereikt over een pro forma aanhouding van de zaak. 

3.4 Mede omdat het proces-verbaal van de zitting ontbreekt, kan de voorzitter niet vaststellen welke afspraken er ten overstaan van de voorzieningenrechter zijn gemaakt. De voorzitter kan daarmee ook niet vaststellen dat een aanhoudingsverzoek en een nadere onderbouwing daarvan niet meer aan de orde kon zijn.

Dit maakt dat de aan klacht ten grondslag gelegde feitelijke stellingen van klager niet vastgesteld kunnen worden. De klacht mist hierdoor feitelijke grondslag.

Klachtonderdeel b. is daarmee kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 20 april 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 april 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten