ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4215 Raad van Discipline Arnhem 12-194

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4215
Datum uitspraak: 22-04-2013
Datum publicatie: 10-05-2013
Zaaknummer(s): 12-194
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing waarbij bepaald is dat niet is komen vast te staan dat verweerder ter zitting van de raad zou hebben gedreigd dat hij de FIOD op klagers af zou sturen ongegrond.

Beslissing van 22 april 2013

in de zaak 12-194

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 november 2012 op de klacht van:

klaagster sub 1 en

klager sub 2

tegen:

verweerder

advocaat te [X]

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 oktober 2012, met kenmerk RvT 1112-9376LB/SD, door de raad ontvangen op 15 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 9 november 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 12 november 2012 is verzonden aan klagers.

1.3 Bij brief van 26 november 2012 door de raad ontvangen op dezelfde datum, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 4 maart 2013 in aanwezigheid van mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter,

mrs. P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en

J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier.

Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 26 november 2012 en van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de klacht van klagers tegen verweerder en zijn kantoorgenoot die op 18 juni 2012 heeft plaatsgevonden.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2 De raad dan wel de voorzitter in het ressort Arnhem – Leeuwarden, voorheen ressort Arnhem, zijn partij in deze zaak en het raakt mede hun handelen. De beslissing van 9 november 2012 is afkomstig van de voorzitter en de raad heeft zijn eerdere klacht mondeling behandeld op 18 juni 2012. Daarom is de raad dan wel de voorzitter niet bevoegd hun klacht te behandelen en dient deze op de voet van artikel 46a van de Advocatenwet te worden verwezen naar een andere raad.

3.3 Klagers kennen de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling die op 18 juni 2012 heeft plaatsgevonden niet. Daarom staat voor hen niet vast of de betreffende opmerking wel of niet in het proces-verbaal is opgenomen.

3.4 Verweerder heeft wel degelijk gedreigd de FIOD op hen af te sturen tijdens de mondelinge behandeling op 18 juni 2012. Aldus heeft verweerder in strijd met de voor hem geldende (gedrags)regels gehandeld. Daarom volharden zij in hun klacht en hebben zij verzet aangetekend.

4 BEOORDELING

4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2 De voorzittersbeslissing is van de heer mr. M.F.J.N. van Osch. Hij maakte geen deel uit van de raad die de klacht van klagers op 18 juni 2012 heeft behandeld, terwijl het verzet is behandeld door weer een geheel andere samenstelling van de raad. Daarom is niet aan twijfel onderhevig dat de huidige samenstelling van de raad bevoegd is het verzet te behandelen.

4.3 Op 27 februari 2013 heeft de griffier van de raad het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, die op 18 juni 2012 heeft plaatsgevonden, toegestuurd aan klagers en verweerder. Aldus hebben klagers en verweerder alsnog kennis kunnen nemen van dit proces-verbaal.

4.4 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.