ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3957 Raad van Discipline Arnhem 12-175

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3957
Datum uitspraak: 28-01-2013
Datum publicatie: 07-03-2013
Zaaknummer(s): 12-175
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht dat a) verweerder optrad voor [B] tégen klager, na jarenlang als advocaat vóór klager te zijn opgetreden, en b) ook klagers echtgenote heeft betrokken in het geschil tussen [B] en klager. Oordeel omtrent a): gelet op het optreden van verweerder voor klager in een veelvoud aan zaken was sprake van een vertrouwensrelatie; verweerder was in detail op de hoogte van klagers persoonlijke en financiële positie. Daarom stond het verweerder niet vrij om tegen klager op te treden. Omtrent b): gelet op het feit dat deze klacht en het feitencomplex waarop deze klacht ziet, onlosmakelijk verbonden zijn met de klacht van klager ziet de raad geen aanknopingspunten om hierin een zelfstandig verwijt van klaagster te destilleren dat gegrond geacht kan worden.

Beslissing van 28 januari 2013

in de zaak 12-175

naar aanleiding van de klacht van:

klager en klaagster,

tezamen ´klagers´

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 september 2012 met zaakskenmerk 9512, door de raad ontvangen op 24 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalige arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klaagster is niet verschenen. Klager heeft mede namens haar het woord gedaan. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder is sedert 2006 in meer zaken als advocaat van klager betrokken geweest. Hij heeft klager bijgestaan in een executiegeschil betreffende de executoriale verkoop van de voormalige echtelijke woning van klager en in diens  boedelscheidingsprocedure welke in juli 2008 eindigde met een schikking, en klager geadviseerd in een geschil met zijn kinderen en in een discussie met [A], de verzekeraar van de aansprakelijke van een busongeval in 2000 waarbij de toenmalige echtgenote van klager ernstig letsel heeft opgelopen.

2.3 De laatste contacten tussen klager en verweerder over de inhoudelijke behandeling van een zaak dateren van maart 2009 en betreffen de voorbereidingen van een voorlopig getuigenverhoor inzake klagers vordering op zijn kinderen. Van dat getuigenverhoor is het niet gekomen. De contacten nadien hadden betrekking op betaling van verweerders openstaande declaratie, de betaling van een maandelijks voorschot voor nog te verrichten werkzaamheden en de teruggave van het [A]-dossier.

2.4 Verweerder treedt vanaf 2007 ook op als advocaat van [B], h.o.d.n. [], ook wel [C] genoemd. Klager verrichtte in het verleden diensten voor [B]. Hij deed dat tot eind 2007. Toen heeft hij [B] voor verdere bijstand c.q. dienstverlening in contact gebracht met verweerder.

2.5 Toen klager na het vertrek van zijn toenmalige echtgenote in 2005 in financiële problemen geraakte, heeft [B] hem financieel ondersteund. Die steun bestond uit een geldlening, gebruik van een gsm, en de kosten van opslag van inboedelgoederen.

2.6 Omtrent die laatste opslagkosten heeft [B] 16 maart 2009 per e-mail aan klager laten weten dat hij de opslagkosten tot en met april 2009 als vriendendienst beschouwde en niet wenste terug te vorderen  maar dat hij wilde dat klagers vanaf mei 2009 zelf de opslagkosten zouden gaan dragen.

2.7 [B] heeft eind 2011/begin 2012 aan verweerder opdracht gegeven zijn vordering op klager terzake voormelde geldlening, gebruik gsm en opslagkosten te incasseren. Verweerder heeft daartoe niet alleen klager maar ook klaagster meermalen aangeschreven.

2.8 Bij e-mail van 26 april 2012 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder ten onrechte optreedt voor [B] / [C] tégen klager, aangezien verweerder jarenlang als advocaat vóór klager heeft opgetreden en verweerder daarbij gebruik maakt van gegevens die klager hem als zijn advocaat heeft verstrekt;

b) verweerder als advocaat van [B] / [C] ook klaagster, onder meer per e-mail van 23 april 2012, heeft betrokken in een geschil tussen [B] en haar echtgenoot, klager, terwijl klaagster op geen enkele wijze betrokken is bij het geschil tussen [B] en klager.

4 VERWEER

Verweerder ziet geen redelijke bezwaren tegen zijn optreden voor [B] tegen klagers. Hij heeft de behandeling van de zaak inmiddels wel neergelegd omdat de te voeren procedure in België diende plaats te vinden.

Volgens verweerder had klager de inboedelgoederen tot zekerheid aan [B] c.q. [C] overgedragen en stonden ze voor [B] dan wel [C] in de opslag. Verweerder heeft klaagster aangeschreven omdat zij, nadat klager – volgens verweerder – de goederen op naam van klaagster had laten zetten en, al dan niet samen met klager, de goederen uit de opslag heeft laten ophalen.

Het opslagbedrijf heeft verweerder aansprakelijk gesteld voor het door een onbevoegde laten weghalen van de goederen.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

Gelet op het optreden van verweerder voor klager in een veelvoud aan zaken zoals hiervoor gememoreerd was sprake van een vertrouwensrelatie tussen beiden; verweerder was in detail op de hoogte van klagers persoonlijke en financiële positie. Onder die omstandigheden stond het verweerder niet vrij om tegen klager op te treden, temeer daar de beweerde vordering van [B] zou zijn ontstaan in de periode dat verweerder nog de belangen van klager behartigde. Dit onderdeel van de klacht, voor zover afkomstig van klager, is dan ook gegrond.

Voor zover dit onderdeel van de klacht ook door klaagster naar voren is gebracht wijst de raad dit af. Klaagster is immers in het verleden niet zelf cliënt van verweerder geweest, zodat verweerders optreden tegen haar niet om die reden ontoelaatbaar is.

Ad klachtonderdeel b)

Tussen [B] en klaagster bestond kennelijk een juridisch geschil met betrekking tot de status van de door haar uit de opslag weggehaalde  goederen. De omstandigheid dat verweerder in het verleden voor klager was opgetreden, stond er op zichzelf niet aan in de weg dat verweerder  klaagster aanschreef. Wel acht de raad van belang dat verweerder in zijn optreden jegens klaagster mogelijk de beschikking had over informatie die hij ontleende aan zijn eerdere relatie met klager, tegen wie hij niet mocht optreden. Dat zou ongewenst en mogelijk ook klachtwaardig kunnen zijn. Gelet op het feit dat deze klacht en het feitencomplex waarop deze klacht ziet, onlosmakelijk verbonden zijn met de klacht van klager ziet de raad geen aanknopingspunten om hierin een zelfstandig verwijt van klaagster te destilleren dat gegrond geacht kan worden.

6 MAATREGEL

De raad is van oordeel dat aan verweerder de hierna te noemen maatregel dient te worden opgelegd nu hij, ook na ter zake door klager te zijn aangesproken, geen enkel blijk heeft gegeven van inzicht in de verwijtbaarheid van zijn optreden tegen klager. Gezien de lange duur van zijn optreden voor klager en de aard van de voor hem behandelde zaken, had het voor hem zonneklaar moeten zijn geweest dat een optreden in de kwestie [B] - die nota bene door klager met hem in contact was gebracht - ongewenst was.

BESLISSING

De raad van discipline:

Klachtonderdeel a is gegrond voor zover ingediend door klager, en ongegrond voor zover ingediend door klaagster.

Klachtonderdeel b is ongegrond.

Aan verweerder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, J.R.O. Dantuma, H. Dulack en F.A.M. Knüppe, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  28 januari 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.