ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3842 Raad van Discipline Arnhem 12-133

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3842
Datum uitspraak: 21-01-2013
Datum publicatie: 27-02-2013
Zaaknummer(s): 12-133
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerster dat zij in een voor haar behandelde arbeidszaak op een verkeerde wijze heeft geopereerd en met name heeft nagelaten ervoor te zorgen dat een negatieve brief uit het dossier van de werkgeefster van klaagster werd verwijderd. Verzet ongegrond. De inschatting van verweerster was dat een verzoek om de brief te verwijderen geen kans van slagen zou hebben en alleen maar contraproductief zou werken, zodat zij verdere actie achterwege heeft gelaten. Een dergelijke afweging heeft verweerster kunnen en mogen maken. Het was wel verstandiger geweest indien verweerster haar beslissing om geen brief te sturen en met name de reden waarom verweerster hiertoe niet overging, nog eens schriftelijk aan klaagster had bevestigd, zodat dit in het dossier had vastgelegen. Dat verweerster dit niet heeft gedaan maakt het verzet echter niet gegrond.

Beslissing van 21 januari 2013

in de zaak 12-133

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 23 juli 2012 op de klacht van:

mevrouw X

wonende te A

klaagster

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 juni 2012 met kenmerk RvT 1112-9195, door de raad ontvangen op 2 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 23 juli 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 23 juli 2012 is verzonden aan klaagster.

1.3 Bij brief van 2 augustus 2012, door de raad ontvangen op 6 augustus 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 29 oktober 2012 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar echtgenoot en van verweerster, bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster. De griffie heeft van klaagster een brief ontvangen van 9 oktober 2012 waarin klaagster aangeeft dat haar niet duidelijk is op welke stukken de beslissing van de voorzitter is gebaseerd. Bij brief van 10 oktober 2012 is klaagster een kopie van het dossier toegezonden.

2 KLACHT EN VERZET

2.1 Voor de klacht en de feiten wordt verwezen naar de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan de onderhavige beslissing is gehecht.

3 BEOORDELING

3.1 Met de voorzitter en op de gronden die deze in zijn beslissing van 23 juli 2012 heeft vermeld acht de raad de klacht van klaagster kennelijk ongegrond. Hetgeen klaagster tegen de beslissing van de voorzitter heeft aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De door de voorzitter vermelde gronden kunnen zijn beslissing volledig dragen.

3.2 Waar in de voorzittersbeslissing wordt gesproken over een brief van de werkgeefster van klaagster van 15 april 2011 moet gelezen worden een brief van 7 juli 2011.

3.3 Aan de overwegingen van de voorzitter voegt de raad nog het volgende toe. Tussen partijen staat vast dat na 1 augustus 2011 een gesprek tussen (de echtgenoot van) klaagster en verweerster heeft plaatsgevonden waarin verweerster heeft aangegeven dat en waarom zij geen brief aan de werkgeefster van klaagster zou sturen met het verzoek de brief uit het dossier te verwijderen. De inschatting van verweerster was dat een dergelijk verzoek geen kans van slagen zou hebben en alleen maar contraproductief zou werken. In het dossier van de werkgeefster bevond zich reeds een brief van verweerster (en/of haar voorgangster), waarin was aangegeven dat klaagster het met de inhoud van de bewuste brief niet eens was en voorts was er het deskundigenoordeel van het UWV inhoudende, dat de werkgeefster jegens klaagster onjuist had gehandeld. Verweerster heeft een dergelijke afweging kunnen en mogen maken. Het was wel verstandiger geweest indien verweerster haar beslissing om geen brief te sturen en met name de reden waarom verweerster hiertoe niet overging, nog eens schriftelijk aan klaagster had bevestigd, zodat dit in het dossier had vastgelegen. Dat verweerster dit niet heeft gedaan maakt het verzet echter niet gegrond.

BESLISSING:

Het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van 23 juli 2012 is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M Steenberghe, voorzitter, en de mrs. G.R.M. van den Assum, I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint en P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr.A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Utrecht

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.