ECLI:NL:TADRARN:2013:90 Raad van Discipline Arnhem 13-40

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:90
Datum uitspraak: 09-09-2013
Datum publicatie: 31-10-2013
Zaaknummer(s): 13-40
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster als advocaat van de wederpartij van klager in processtukken ernstige en ongefundeerde beschuldigingen jegens klager te hebben geuit, waaronder (de voorbereiding van) moord, ontvoering, geweldsdelicten, bedreiging en plegen van fraude waarbij de bron van deze beschuldigingen slechts haar cliënt was. De raad is van oordeel dat verweerster de in zekere mate geverifieerde beschuldiging van het vervoeren van zwart geld, waarvoor zij het nodige houvast heeft gevonden, naar voren heeft mogen brengen. Anders oordeelt de raad over de beschuldiging van liquidatie en ontvoering door klager. Gelet op de ernst van deze beschuldigingen had verweerster meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en onderzoek moeten doen naar de juistheid daarvan alvorens deze beschuldigingen in de processtukken op te nemen en niet alleen af mogen gaan op de verklaring van haar cliënt. Klacht ten dele gegrond. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 9 september 2013

in de zaak 13-40

naar aanleiding van de klacht van:

de heer X

wonende te A

klager

tegen:

mr. Y

advocaat te  B

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 6 februari 2013 met kenmerk K12-13/24, door de raad ontvangen op 7 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 mei 2013 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn advocaat en verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De cliënt van verweerster was in dienst van de onderneming van klager. In januari 2012 heeft (de onderneming van) klager de cliënt van verweerster op staande voet ontslagen, welk ontslag heeft geleid tot twee procedures bij de kantonrechter Amsterdam, te weten een door de werkgever ingediend voorwaardelijk ontbindingsverzoek en een door werknemer geëntameerde procedure tot loondoorbetaling. Verweerster heeft in die procedures de belangen van de werknemer behartigd; de advocaat van klager die van de werkgever.

2.3 In de processtukken heeft verweerster namens haar cliënt onder meer het volgende naar voren gebracht:

“Hij (klager) liet ….(de cliënt van verweerster) weten daarom van plan te zijn de heer S te ontvoeren en te liquideren”.

“Voorts heeft ……(klager) in opdracht van……(de onderneming van klager) diverse malen pakketten met grote sommen contant geld vervoerd, waaronder naar ………………...”

2.4 In deze zaak is een artikel in de Telegraaf verschenen met de titel “Vastgoedbaas beticht klusser van afpersing”. In dit artikel wordt onder meer naar voren gebracht dat de cliënt van verweerster als ex-medewerker onlangs tijdens een rechtszaak tegen de onderneming van klager stelde dat hij begin dit jaar ontslagen is omdat hij weigerde in opdracht van klager een strafbaar feit te plegen.

2.5 Verweerster ontkent dat zij zelf betrokken is geweest bij de publicatie in de Telegraaf.

2.6 Bij brief met bijlagen van 26 oktober 2012 is namens klager aan de deken het verzoek gedaan in de zaak te bemiddelen. Bij brief van 30 november 2012 is het verzoek tot bemiddeling omgezet in de onderhavige klacht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster als advocaat van de wederpartij van klager in processtukken ernstige en ongefundeerde beschuldigingen jegens klager heeft geuit, waaronder (de voorbereiding van) moord, ontvoering, geweldsdelicten, bedreiging en plegen van fraude waarbij de bron van deze beschuldigingen slechts haar cliënt was.

3.2 Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht, voor zover niet al onder de feiten opgenomen, nog het volgende naar voren gebracht. Een advocaat dient zich te realiseren dat indien hij namens zijn cliënt iets over de wederpartij in een processtuk schrijft een journalist dit zal beschouwen als gezaghebbende bron en niet direct geneigd zal zijn om daarnaar zelfstandig onderzoek te doen. Dat geldt temeer indien een advocaat in processtukken van een strafbaar feit melding maakt. Indien een vastgoed ondernemer in verband wordt gebracht met liquidatie is dat voor hem een dodelijke cocktail. Dat is hier gebeurd. Klager heeft de grootst mogelijke moeite moeten doen om te voorkomen dat in het stuk van de Telegraaf melding werd gemaakt van de aard van de strafbare feiten die door verweerster in het processtuk waren genoemd.

In de procedure wordt melding gemaakt van zwart geld, liquidatie en ontvoering. Er is sprake van een glijdende schaal. Hoe excessiever de beschuldiging hoe minder de advocaat als enkele spreekbuis van zijn cliënt mag optreden en hoe groter zijn verantwoordelijkheid is om naar de beschuldigingen eigen onderzoek te doen alvorens deze in processtukken op te nemen. Dit heeft verweerster nagelaten. Ieder feitelijk fundament voor de beschuldigingen ontbrak. Deze beschuldigingen waren ook voor het debat waarom het hier ging (een ontslag op staande voet) niet van belang.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft als verweer het volgende naar voren gebracht.

4.2 Verweerster voert aan dat zij gebeld is door een getuige die aan haar bevestigde dat 1) klager een provisie ontving voor een onroerend goed project in Turkije en 2) hij klager met bodyguards had gezien. Ook maakt verweerster melding van een schriftelijke verklaring van een andere getuige, waarin wordt verklaard over 10 % provisie die de cliënt van verweerster zou ontvangen voor een project in Turkije, bij welke verklaring een kopie van het paspoort van deze getuige was gevoegd. Ter onderbouwing van de stelling van haar cliënt dat hij in september 2011 door klager was verzocht om een tas met contant geld naar Spanje te vervoeren beroept verweerster zich op stukken die zij van haar cliënt had ontvangen, waaronder een busticket Amsterdam – Marbella gedateerd op 12 september 2011 en hotelrekeningen gedateerd op 11 tot 13 september 2011.

4.3 De cliënt van verweerster had haar ook verteld dat klager hem tijdens een etentje bij klager thuis onder vier ogen had verteld dat hij van plan was om de heer S te ontvoeren en te liquideren. Dit kwam verweerster niet onaannemelijk voor en paste - aldus verweerster - in de rest van het verhaal. De heer S en zijn onderneming werden blijkens artikelen op internet verdacht van oplichting en klager en zijn onderneming waren betrokken geweest bij projecten van de heer S. Klager had erkend tegen de heer S geprocedeerd te hebben en onder zijn goederen beslag te hebben gelegd. 

4.4 Verweerster voert verder aan dat het niet zo kan zijn dat één van partijen het debat bepaalt. Het ging hier om een ontslag op staande voet. Als reden daarvoor was door klager aangevoerd dat sprake was van mishandeling en bedreiging van de echtgenoot van klager door de cliënt van verweerster en van drugs- en alcoholverslaving en werd melding gemaakt van een gewelddadig karakter van de cliënt van verweerster. De cliënt van verweerster had het recht zich te verdedigen en verweerster had als advocaat tot taak alles wat daartoe zou kunnen dienen naar voren te brengen. Zij diende dat zonder reserve of afstand te doen om de geloofwaardigheid van haar verweer zo groot mogelijk te maken. In zo’n situatie past geen distantie want dat voelt de cliënt.

5 BEOORDELING

5.1 Voorop staat dat ook naar vaste rechtspraak van het Hof van Discipline bij de beoordeling van een klacht over het optreden van een advocaat van de wederpartij van de klager ervan moet worden uitgegaan, dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze, die hem – in overleg met zijn cliënt – passend voorkomt. Daarbij mag hij in het algemeen afgaan op hetgeen zijn cliënt hem heeft meegedeeld zonder verplicht te zijn de juistheid daarvan te onderzoeken, tenzij het gaat om feiten waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij niet waar zijn. Ook is daarbij niet van belang dat de wederpartij zich door uitlatingen van de advocaat gekrenkt zou kunnen voelen. Hij dient zich slechts te onthouden van voor anderen krenkende beweringen indien hij in gemoede niet kan menen dat deze in het belang van zijn cliënt nodig zijn. De wederpartij zal zich dus slechts in uitzonderlijke gevallen over de wijze van belangenbehartiging kunnen beklagen. Voor de tuchtrechter staat daarbij de wijze waarop de advocaat de zaak behandelt slechts ter beoordeling voor zover de advocaat zich bij behandeling jegens de wederpartij heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.2 In de processtukken heeft verweerster namens haar cliënt melding gemaakt van - kort samengevat - het vervoeren van zwart geld door haar cliënt naar het buitenland in opdracht van klager alsmede ontvoering en liquidatie door klager van een derde. Dit zijn ernstige beschuldigingen.

5.3 Voor wat betreft het zwart geld heeft verweerster deze stelling naar eigen zeggen gebaseerd op een consistent verhaal van haar cliënt, die bevestiging vond in verschillende gebeurtenissen zoals een hotelboeking en een busreis ten aanzien waarvan de cliënt bewijsstukken had getoond en die ook een zekere bevestiging vonden in een gesprek dat verweerster met een getuige had gevoerd. De raad is van oordeel dat verweerster deze in zekere mate geverifieerde beschuldiging, waarvoor zij het nodige houvast heeft gevonden, naar voren heeft mogen brengen. In zoverre is de klacht ongegrond.

5.4 Anders oordeelt de raad over de beschuldiging van liquidatie en ontvoering door klager. Gelet op de ernst van deze beschuldigingen had verweerster meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen en onderzoek moeten doen naar de juistheid daarvan alvorens deze beschuldigingen in de processtukken op te nemen en niet alleen af mogen gaan op de verklaring van haar cliënt. Zoals door verweerster zelf naar voren is gebracht waren deze beschuldigingen moeilijk te verifiëren omdat daarover alleen in het verborgene en in de beslotenheid van een één-op-één-contact tussen klager en de cliënt van verweerster, althans niet in aanwezigheid van onafhankelijke getuigen, was gesproken. Bij de gebrekkige steun voor dergelijke beschuldigingen en de moeilijk verifieerbare bronnen had verweerster zich terughoudender moeten opstellen dan zij heeft gedaan en meer afstand moeten houden, temeer daar er andere middelen waren geweest om de stellingen van haar cliënt in de procedure kenbaar te maken bijvoorbeeld door minder expliciet te zijn in de beschuldiging en aan te geven dat de cliënt desgevraagd hierop ter zitting zelf nader in zou gaan.

5.5 Het feit dat klager van bodyguards gebruik maakte en tussen klager en het vermeende slachtoffer van ontvoering en liquidatie een civiele procedure was gevoerd vormde onvoldoende houvast om deze beschuldigingen te kunnen uiten. Door dit wel te doen heeft verweerster zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. In zoverre is de klacht gegrond.

BESLISSING

De raad van discipline beoordeelt de klacht gegrond in zoverre dat hierboven is aangegeven. Voor het overige beoordeelt de raad de klacht ongegrond. Aan verweerster wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. I.P.A. van Heijst, W.H. Kesler, R.P.F. van der Mark en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.